26
Kap Flowhood 1 & 2
064280 Flowhood 1 ML
064281 Flowhood 1 SM
064282 Flowhood 2
064283 Flowhood 2 A/S
1. Algemeen
De kap Flowhood1 en Flowhood 2 is bedoeld voor gebruik in combinatie met het motorisch aangedreven
ventilatorapparaat en fi lters, ter bescherming van ademhalingsorganen en gelaat tegen schadelijke vervuiling in
de vorm van gassen of partikels.
De Flowhood 1 & de Flowhood 2 bestaat uit een kap en een ademslang.
o
De ademlucht wordt aangezogen via de fi lters die op het ventilatorapparaat bevestigd zijn en wordt
o
via de ademslang naar het gelaatsstuk gevoerd (luchtkanaal). De uitgeademde lucht wordt door het
uitademventiel (onder ann de randafdichting) uitlopen.
Kap
Flowhood 1
Flowhood 2
Flowhood 2 A/S
2. Gebruiksbeperkingen
2.1
Filtertoestellen mogen niet worden gebruikt wanneer de omstandigheden onbekend zijn. Gebruik bij
twijfel altijd een isolerend ademhalingstoestel dat onafhankelijk van de omgevingslucht functioneert.
2.2
Filtertoestellen mogen niet worden gebruikt in nauwe ruimtes (bijv. tanks, tunnels) waarin zuurstoftekort
kan ontstaan of waarin zware zuurstofverdringende stoffen (bijv. kooldioxide) kan voorkomen.
2.3
Filtertoestellen mogen alleen worden gebruikt wanneer de verontreinigde lucht 18–23 vol.% zuurstof
bevat.
2.4
Gasfi lters bieden geen bescherming tegen partikels, en partikelfi lters op hun beurt beschermen niet
tegen gassen of dampen. Gebruik bij twijfel altijd een combinatiefi lter.
2.5
De normale fi ltertoestellen bieden geen bescherming tegen bepaalde gassen, zoals CO (koolmonoxide),
CO
(kooldioxide) en N
2
2.6
Partikelfi lters mogen slechts eenmaal tegen radioactieve stoffen of micro-organismen (virussen,
bacteriën, schimmel en sporen) gebruikt worden.
2.7
Een goede bescherming wordt niet bereikt als de aansluiting van de afdichtrand van het gelaatsstuk door
haar, baard, brilmontuur of kleding wordt gehinderd.
2.8
Bij gebruik van het ademhalingstoestel in een explosiegevaarlijke omgeving moeten de hiervoor
geldende voorschriften opgevolgd worden. Gebruikt van Flowhood 1 en 2 toelatet wanneer met een
explosiebeschermt (ex) ventilatorapparaat.
2.9
Tijdens het gebruik van het ademhalingstoestel moet de blazer ingeschakeld zijn. Indien deze
namelijk uitvalt, werkt het toestel niet langer als adembescherming, en is het mogelijk dat er in korte tijd
een ophoping van kooldioxide ontstaat. Deze situatie geldt als een uitzonderlijke toestand.
2.10 Bij een te hoge ademfrequentie kan het zijn dat er in het gelaatsstuk negatieve druk (onderdruk) ontstaat
tijdens pieken van de inademing.
2.11 Gebruiksomstandigheden -10 °C...+50 °C, relatieve vochtigheid (RH) minder dan 75 %.
3. Ingebruikname
Raadpleeg de gebruiksaanwijzingen van het ventilatorapparaat en de fi lters. Gebruik alleen Pro2000
fi lters.
•
Controleer of de kap en de ademslang in goede conditie en onbeschadigd zijn.
•
Bevestig de ademslang van de kap stevig op het ventilatorapparaat.
•
Draai de fi lter goed vast op het ventilatorapparaat.
•
Verwijder de beschermende fi lm van het vizier.
•
Pas het hoofdriem (kleefband) aan.
(halfkap)
(halfkap, klein)
(volkap)
(volkap, antistatisch)
Ventilatorapparaat
Profl ow2
Profl ow2 SC
Profl ow EX
Profl ow3
Profl ow3 180
Autofl ow 120
Autofl ow 120 Ex
(stikstof).
2
Combinatiefi lter
CF22 A P
CF22 B P
CF22 AB P
CF22 ABE P
CF32 ABEK P
NEDERLANDS
Partikelfi lter
PF 10