9. HANDLEIDING VOOR PROBLEEMOPLOSSING
GEVAL 1. STARTFOUT:
CONTROLEER OF HET IJSPREVENTIESYSTEEM NIET WERKT.
Controleer brandstof op water of
ondermaats mengsel.
Controleer op verzopen motor.
Controleer de vonk.
GEVAL 2. GEBREK AAN VERMOGEN / SLECHTE VERSNELLING / RUW STATIONAIR
Controleer brandstof op water of
ondermaats mengsel.
Controleer luchtfilter en brandstof
filter voor verstopping.
Controleer carburateur op
slechte afstelling.
GEVAL 3. ER KOMT GEEN OLIE UIT
Controleer olie op
ondermaatse kwaliteit.
Controleer oliedoorgang
en poorten voor verstopping.
Vervang door de juiste brandstof.
Verwijder en droog de bougie.
Trek vervolgens opnieuw aan de starter zonder
choke.
Vervang door een nieuwe bougie.
Vervang door de juiste brandstof.
Reinig.
Stel snelheidsnaalden opnieuw in.
Vervang.
Reinig.