Zaagketting spannen
► P. 5, afb. 6
– Spanbout (27) aantrekken, totdat de ket-
ting tegen de onderkant van het zaagblad
rust.
– Bevestigingsmoer (14) vastdraaien.
Zaagketting laten inlopen
Tijdens de inlooptijd moeten de zaagketting
en -rail maximaal vijf senden worden bijge-
spannen.
Spanning van de zaagketting
controleren
De ketting is op de juiste spanning, wanneer
deze aan de onderkant van het zaagblad
strak aanligt en met de hand nog gemakkelijk
kan worden bewogen.
Spanning van de zaagketting indien nodig
bijstellen (► Zaagketting bijspannen –
p. 174).
Kettingsmering controleren
Het apparaat mag niet zonder voldoende ket-
tingsmering worden gebruikt. Als gevolg van
onvoldoende smering wordt de gebruiksduur
van het apparaat verkort.
– Hoeveelheid olie in de tank controleren.
– Apparaat starten.
– Lopende zaagketting enige tijd (15 s) op
een afstand van ca. 15 cm boven een
geschikt oppervlak houden.
Bij voldoende kettingsmering vormt de van de
zaagketting wegspattende olie een licht
spoor.
Zaagkettingolie bijvullen
► P. 5, afb. 7
LET OP! Schade aan het milieu!
Aangezien de zaagkettingolie tijdens
gebruik in het milieu terecht komt,
moet er speciale biologisch afbreek-
bare zaagkettingolie op plantaardige
basis worden gebruikt.
– Leg het apparaat veilig weg, met het tank-
deksel (28) naar boven gericht.
– Reinig vóór het openen evtl. tankdeksel
en vulsteun.
– Tankdeksel langzaam opendraaien en
verwijderen.
– Zaagkettingolie voorzichtig bijvullen. Niet
schudden!
– Oliepeil op kijkglas (29) aflezen. Het olie-
peil moet tussen [MIN] en [MAX] staan.
– Draai het tankdeksel met de hand vast.
– Indien een beetje olie is gemorst: olie
absoluut afvegen.
Bediening
Laad de accu op
VOORZICHTIG! Gevaar voor let-
sel! Neem de veiligheidsinstructies in
acht bij het hanteren van accuappara-
ten.
LET OP! Risico op schade aan het
apparaat! De accu niet diepontladen.
LET OP! Risico op schade aan het
apparaat! Druk na de automatische
inschakeling van het apparaat niet
nog eens op de in- en uitschakelaar.
Aanwijzing: De lithium-ion-accu kan
altijd worden opgeladen zonder de
levensduur te verkorten. Een onder-
breking van het laadproces bescha-
digt de accu niet.
Aanwijzing: Indien de accu volledig
is opgeladen, dan schakelt het laad-
station automatisch om naar behou-
dingslading. De accu kan langdurig in
het laadstation blijven.
Voor de eerste ingebruikname moet de accu
zijn opgeladen (laadtijd: ► Technische gege-
vens – p. 175).
► P. 5, afb. 8
– Vergrendelingsknop (19) indrukken en
accu uit het apparaat halen.
► P. 5, afb. 9
– Accu in het laadstation plaatsen.
– Steek de stekker van het laadstation in
het stopcontact.
De laadstatus wordt weergegeven door de
controlelampjes (20).
– Accu in apparaat plaatsen en goed laten
inpassen.
Controleer het restvermogen van de
accu
– Druk de knop (9) in.
Het restvermogen van de accu wordt door de
controlelampjes (8) weergegeven.
Lengte van de telescoopstang instellen
► P. 4, afb. 3
– De vergrendelingshendel (3) losmaken.
– Telescoopstang (10) op gewenste lengte
uittrekken.
– De vergrendelingshendel (3) weer vast-
draaien.
NL
171