Publicité
5.1.1
Inschakelen
Schuif de vermogensschakelaar 5 (afb. 1) naar voren tot hij vastklikt. Als de freesmotor op de netspanning is
aangesloten, brandt het instelwiel X (afb. 2) blauw (BU) en versnelt de freesmotor na 0,2 s met een zachte start
tot het eerder ingestelde toerental. De duur van de zachte start hangt af van het ingestelde toerental en bedraagt
ca. 1,2 s bij een maximaal toerental.
5.1.2
Uitschakelen
Druk op het achterste uiteinde van de vermogensschakelaar 5 (afb.1). De schakelaar springt hoorbaar in de
stand UIT. De verlichting van het instelwiel X (afb. 2) gaat uit en de motor loopt tot stilstand uit.
5.2 NC-uitvoering
Met de uitvoering Y (afb. 2) kan u het toerental via de interface regelen en de restlooptijd bij overbelasting
geautomatiseerd bewaken.
Ter bescherming van de gebruiker en de aangesloten systemen is de interface galvanisch gescheiden van de
spanningsvoorziening van de aandrijflijn (veiligheidsuitschakeling). Alle signaal- en bedrijfsspanningen hebben
betrekking op de referentiewaarde „GND".
Zodra de voorzieningspin „U
freesmotor over tot de "Portaalmodus".
De onderste toestandstabel 9 geeft alle mogelijke constellaties voor de aansturing weer.
Ingang
HS / -
U
/ V
AC
UIT
NVT
IN
0
IN
198-
253
IN
198-
253
IN
198-
253
IN
198-
253
IN
198-
253
Tabel 9: Mogelijke constellaties voor de aansturing
" van de interface conform de specificatie van spanning wordt voorzien, gaat de
NC
U
/ V
PS
NC
S
NVT
NVT
NVT
NVT
< 6
1
< 6
6
8 - 56
NVT
8 - 56
NVT
8 - 56
NVT
U
/ V
U
/ V
S
0
NVT
NVT
NVT
NVT
NVT
NVT
NVT
NVT
0
0 - 1
10
0 - 1
0 - 10
1,5 - 5
-67-
Uitgang
Bedrijfsmodus
Buiten bedrijf
Buiten bedrijf
Handmatig bedrijf
Handmatig bedrijf
Portaalbedrijf
Portaalbedrijf
Overbelastingsmodus
n / min
-1
0
0
4000
25000
4000
25000
4000 - 25000
Publicité
