V
V
ertalIng Van
olle gebruIksaanwIjzIng
LET OP: controleer de chemische compatibiliteit met de hulp van TECNA spa, indien de balancer
in contact hoeft te komen met chemisch aggressive stoffen, vloeistoffen of gas.
Beoordeel de totaal te balanceren lading: de door de balancer te dragen gereedschappen, accessoires en delen van de slangen of kabels.
De totaal te balanceren lading moet binnen het minimale en maximale vermogen van de balancer liggen.
I
nbedrIjfstellIng
Verbind de aardingskabel aan de schroef van de gemarkeerde kap
Beoordeel de afmetingen van het werkgebied en, indien geschikt, hang de balancer op aan een wagen voor een correct gebruik in een op
de uit te voeren bewerkingen afgestelde zone.
Indien er voor de installatie bevestigingsmiddelen met schroefdraad worden toegepast, moeten zelfsluitende moeren, splitpennen of andere
veiligheidssystemen gebruikt worden.
Om abnormale slijtage te voorkomen moet de lading verticaal worden aangebracht. De balancer moet in de ophanging vrij kunnen bewegen
om zich op één lijn te kunnen stellen met de richting van de lading.
De balancer moet geïnstalleerd worden op een structuur die de geschikte mechanische weerstand heeft. Mechanische weerstand structuur
> 5*(Gewicht Balancer + MAX. Lading).
Het is mogelijk meer balancers op dezelfde hoofdstructuur te installeren maar ieder ervan moet een eigen aansluiting hebben en de structuur moet
een mechanische weerstand hebben van meer dan 5 keer het gewicht van alle balancers en bijbehorende maximum ladingen tezamen.
Het is mogelijk meer balancers op dezelfde secundaire structuur te installeren (veiligheidskabel) maar ieder ervan moet een eigen aansluiting
hebben en de structuur moet een mechanische weerstand hebben van meer dan 5 keer het gewicht van alle balancers en bijbehorende
maximum ladingen tezamen.
Tijdens de fase van inwerkingstelling wordt gesuggereerd de volgende procedure te gebruiken:
- Installeer de balancer op de hoofdstructuur met de hijshaak, indien aanwezig, of met het bevestigingsgat.
- Sluit de veiligheidsvoorziening op de secundaire structuur aan.
- Til de lading op die met de balancer verbonden moet worden.
- Verbind de lading met de balancer met behulp van de betreffende musketonhaak/haak.
- Laat de lading omlaag komen door de kabel van de balancer af te wikkelen en regel de klem van de slagbegrenzer om de lading
niet boven de operator te brengen.
- Regel de kracht van de balancer tot de verbonden lading in evenwicht is. Draai in de richting die aangeduid wordt door het + teken
om de kracht van de balancer te verhogen. Draai in de richting van het - teken om de kracht van de balancer te verlagen.
Mocht de balancer op hoogte geïnstalleerd worden, gebruik dan de daarvoor bestemde verlengingen om de lading op de geschikte werkhoogte
te brengen (de lading mag niet boven de operator zijn).
Garandeer dat de verlichting van de werkzones voldoende is om goed zicht op de handelingen en op alle elementen van de uitrusting te
hebben, vermijd schaduwzones, verblinding en stroboscoopeffecten.
Let op!!! Voor de balancers die geen hijshaak hebben, is het zaak voor een aansluiting te zorgen die niet de bewegingen blokkeert (oscillatie,
rotatie) die nodig zijn voor de correcte werking van de balancer.
Verbind altijd de veiligheidsophanging (S) met behulp van de bijgeleverde accessoires (Afb.1) aan
een juist geproportioneerde ondersteuning. De veiligheids-ondersteuning MOET NIET dezelfde
zijn die gebruikt werd voor de hoofdophanging (33) (Afb.1). De grootst mogelijke val in geval
van breuk van de hoofdophanging moet niet groter zijn dan 100 mm. Draai de moeren van de
20331 klemmen (Afb.1) vast met een aanhaalkoppel van 4 Nm.
I
V
nstellIng
an
Om de balancer in staat te stellen om zwaardere ladingen binnen het toegestane laadvermogen te balanceren, draai met de betreffende
sleutel de schroef (9) (Afb.4) in de door het teken "+" aangegeven richting. Voor lichtere ladingen, draai met de betreffende sleutel de schroef
(9) (Afb.4) in de door het teken "-" aangegeven richting.
Controleer na de instelling van de lading of de kabel over zijn gehele lengte vrij kan bewegen: de beweging mag niet beperkt worden door
de volledige omwikkeling van de veer. Controleer de slag meerdere malen bij verschillende snelheden.
N.B.: een afname van de capaciteit van de balancer om de hangende lading te ondersteunen kan betekenen dat de veer van de trommel
bezig is stuk te gaan. WIJZIG DE INSTELLING VAN DE BALANCER NIET OM DE LADING TOCH TE KUNNEN ONDERSTEUNEN MAAR
VRAAG ONMIDDELLIJK OM DE TUSSENKOMST VAN PERSONEEL DAT GESPECIALISEERD IS IN ONDERHOUD EN DAARVOOR
GEAUTORISEERD IS.
Niet gebruiken met een aangebrachte maximum lading die zwaarder is dan de toegestane maximum lading en die in evenwicht gebracht is
met gebruik van de regelaar.
g
V
d
ebruIk
an
LET OP: Overschrijd gedurende het gebruik van de balancer niet de verplaatsingssnelheid van
de hangende lading van 0,8 m/s
LET OP: Het toelaatbare interval voor de omgevingstemperatuur bedraagt tussen +5°C to t +60°C.
V
d
b
an
e
alancer
d
b
e
alancer
b
e
alancer
23
(EN 13463-1:2009).
nl