3. TECHNISCHE GEGEVENS
Model
Netspanning / Frequentie
(V / Hz)
Nominaal vermogen (Watt)
Beschermingsklasse (IP)
Drukaansluiting
Max. doorvoercapaciteit
(Qmax)
(l/h)
(1)
Max. druk (bar)
Max. opvoerhoogte
(Hmax)
(m)
(1)
Maximale indompeldiepte
Max. grootte van gepompte
vaste deeltjes (mm)
Maximumtemperatuur van de
gepompte vloeistof (Tmax) (°C)
Min. temperatuur van de
gepompte vloeistof (°C)
Lengte aansluitkabel (m)
Kabelsoort
Gewicht (netto) (kg)
Afmetingen (L x D x H) (mm)
1) De aangegeven maximale prestaties zijn gemeten bij vrije,
ongereduceerde afvoer.
2) De letters tussen haakjes verwijzen naar de afbeeldingen
aan het einde van de handleiding.
4. LEVERINGSOMVANG
Tot de leveringsomvang van dit product behoort
het volgende : Een pomp met aansluitkabel, twee
aansluitstukken, een gebruiksaanwijzing.
Controleer de leveringsomvang op volledigheid.
Afhankelijk van het gebruiksdoeleinde kunnen
andere accessoires noodzakelijk zijn (zie hoofdstuk
„Installatie" en „Bestelling van reserveonderdelen").
Bewaar de verpakking indien mogelijk tot aan
het verstrijken van de garantieperiode. Voer de
verpakkingsmaterialen op milieuvriendelijke wijze af.
5. INSTALLATIE
5.1. ALGEMENE INSTALLATIE-INSTRUCTIES
Tijdens de gehele installatieprocedure mag
het toestel niet aan het elektriciteitsnet zijn
aangesloten.
De pomp en het gehele aansluitsysteem
moeten tegen vorst worden beschermd.
Alle aangesloten leidingen moeten absoluut water-
en luchtdicht zijn, omdat lekkende leidingen de
prestatie van de pomp verminderen en aanzienlijke
schade kunnen veroorzaken. Gebruik eventueel
geschikt afdichtmateriaal om een luchtdichte
VCD-400-P2
montage te garanderen.
220/240 / 50
Gebruik niet te veel kracht bij het aandraaien
van schroefverbindingen, om beschadiging te
400
voorkomen.
x8
Let er bij het leggen van de aangesloten leidingen
op dat er geen druk door gewicht, trillingen of
M33/42 (1"1/4)
spanningen op de pomp wordt uitgeoefend.
Bovendien mogen de aangesloten leidingen geen
9000
knikken of tegenhellingen vertonen. Raadpleeg ook
de afbeeldingen in het aanhangsel aan het einde van
0,5
deze handleiding.
5
De cijfers en andere gegevens die hierna tussen
haakjes worden vermeld, verwijzen naar deze
6
afbeeldingen.
35
5.2. INSTALLATIE VAN DE DRUKLEIDING
e drukleiding brengt de te verpompen vloeistof van
35
de pomp naar het aftappunt. Om stromingsverliezen
te voorkomen, is het raadzaam een drukleiding te
5
gebruiken, die tenminste dezelfde diameter heeft als
de drukaansluiting (1) van de pomp.
10
1. Schroef het elleboogstuk (9) in de pompuitgang.
H07RN-F
2. Schroef de combinippel (10) in het elleboogstuk.
5,2
3. Bevestig een slang aan de combinippel.
225 x 190 x 310
De combinippel kan worden afgesneden naargelang
de gekozen slangaansluiting. Gebruik een zo groot
mogelijke slangdiameter.
5.3. VASTE INSTALLATIE
In geval van een vaste installatie zijn stijve buizen
als drukleiding het meest geschikt. Bij dit soort
installaties is het raadzaam de drukleiding direct na
de pompuitgang van een terugslagventiel te voorzien,
zodat er na het uitschakelen van de pomp geen
vloeistof terug kan stromen. Bovendien bevelen wij
aan achter pomp en terugslagventiel een afsluitventiel
te installeren, zodat onderhoudswerkzaamheden
eenvoudiger kunnen worden uitgevoerd. Als u dan
bij demontage van de pomp het afsluitventiel sluit,
kan de drukleiding niet leeglopen.
5.4. VASTE INSTALLATIE
De pomp is voorzien van een vlotterschakelaar (3)
die – afhankelijk van de waterstand – ervoor zorgt
dat het toestel automatisch af- of aanslaat. Zodra
de waterstand een niveau gelijk aan of lager dan het
uitschakelniveau bereikt, slaat de pomp af. Zodra de
waterstand het startniveau bereikt over overschrijdt,
slaat de pomp aan. Starten uitschakelniveau kunnen
Controleer of de pomp afslaat als de
waterstand daalt en de vlotterschakelaar
het uitschakelniveau heeft bereikt.
Let er tijdens de installatie goed op dat de
vlotterschakelaar zich vrij kan bewegen.
NL