TABEL MET PARAMETERS
N°
A
Temperatuur waterinlaat
B
Temperatuur wateruitlaat
C
Temperatuur omgevingslucht
D
Insteltemperatuur
E
Tijd voor het automatisch activeren van ontdooien
F
Maximale duur voor het ontdooien
H
Instelling van het temperatuurverschil voor opnieuw
opstarten
J
Automatisch opnieuw opstarten
O
Antivriesbeveiliging - lage luchttemperatuur
P
Temperatuur verdamper om de ontdooimodus te active-
ren
U
Temperatuur verdamper om de ontdooimodus te sluiten
t
Voorbehouden - niet aanpassen
F
WERKING
Gebruiksomstandigheden
Voor een normale werking van de warmtepomp moet de omgevingslucht tussen
8°C en 43°C zijn.
Aanbevelingen voor het opstarten
Voor het inschakelen van de pomp:
•
Controleer of de eenheid stevig staat.
•
Controleer de goede werking van uw elektrische installatie.
•
Controleer of de hydraulische aansluitingen stevig zijn en dat er geen water lekt.
•
Verwijder alle onnodige voorwerpen of gereedschap rond de eenheid.
Operation
1. Steek de stekker van de eenheid in een stopcontact.
2. Schakel de circulatiepomp in.
3. Schakel de voedingsbeveiliging van de eenheid in (verliesstroomschakelaar en stroomonder-
breker).
4. Schakel de warmtepomp in door een keer op
5. Selecteer de vereiste temperatuur.
6. Na enkele momenten zal de compressor van de pomp starten.
U hoeft nu alleen te wachten tot de vereiste temperatuur is bereikt.
Beschrijving
Instelbereik
Fabrieksin-
stelling
-19~99°C
-19~99°C
-19~99°C
15~40°C
27°C
10~80 min
40 min
10~40 min
30 min
1~10°C
3°C
0 = UIT
1
1 = AAN
1~15°C
8°C
-19~0°C
-3°C
1~30°C
20°C
te drukken.
Opmerkingen
Actuele
gegevens
Actuele
gegevens
Actuele
gegevens
Instelbaar
Instelbaar
Instelbaar
Instelbaar
Instelbaar
Instelbaar
Instelbaar
Instelbaar
Voorbehouden
1
77