Nederlands
airconditioning, is het raadzaam de
onderstaande instructies m.b.t. controle en
onderhoud op te volgen. Voordat men met
reiniging en onderhoud begint, dient men
het systeem altijd eerst spanningsvrij te
schakelen. De tijdsintervallen zijn o.a.
afhankelijk van het installatiebereik en de
stofhoeveelheid. Voor het normale gebruik
gelden de volgende aanbevelingen:
maandelijks:
- de filter op het binnentoestel
controleren en eventueel reinigen.
halfjaarlijks:
- de condensaatafvoerslang op het
binnentoestel controleren en
eventueel reinigen.
- de warmtewisselaar op het buitentoestel
controleren en eventueel
reinigen (alleen door technicus).
jaarlijks:
- batterijen van de afstandsbediening
vervangen.
- aansluitcontacten controleren (alleen
door technicus).
- eventueel bevestiging buitenapparaat
controleren (alleen door technicus).
- interne condensaatpomp controleren
(alleen door technicus).
6.1 Reiniging van de
airconditioning
Het inwendige apparaat mag alleen met
een neutrale reinigingsvloeistof afgenomen
en met een droge doek nagewreven
worden.
Het gebruik van benzine, alcohol,
schuurmiddelen of oplosmiddelen is niet
toegestaan. Bij de reiniging mag er geen
water in het inwendige gedeelte van het
apparaat terechtkomen (afb. 7).
Bij het uitwendige apparaat dient
regelmatig het bereik rond het
afzuigrooster gecontroleerd en eventueel
gereinigd te worden, om een
ongehinderde luchtstroom te garanderen
(afb. 8).
6.2 Reiniging van de luchtfilter
Als de luchtfilter vuil geworden is, wordt de
luchtstroom belemmerd en het rendement
beperkt.
Om bij de filters te kunnen komen, dient
de voorzijde van de behuizing geopend te
worden. De filters kunnen vervolgens
verwijderd worden, zoals in afb. 9 getoond
wordt.
De filters kunnen met een stofzuiger of
met lauw water gereinigd worden (zie afb.
10). Na het drogen dienen deze weer in
het binnentoestel geplaatst te worden.
18
7. Algemene aanwijzingen
Bij het gebruik van de airconditioning
kunnen zich de volgende situaties
voordoen. Het gaat hierbij echter niet om
storingen.
Inschakeling van de compressor:
- Als de installatie na de uitschakeling
meteen weer ingeschakeld wordt, duurt
het 3 minuten voordat de compressor
weer geactiveerd wordt. Met deze
tijdsvertraging wordt een grotere
stroomopname van de compressor
vermeden. De modusaanduiding Q licht
op.
- Om te voorkomen dat de
warmtewisselaar in de koelingsmodus bij
lage buitentemperaturen bevriest, wordt
de compressor kortstondig uit bedrijf
genomen. De compressor wordt daarna
weer automatisch ingeschakeld. De
modusaanduiding Q licht op.
Bijgeluiden:
- Bij de inschakeling of direct na de
uitschakeling kan er een lichte fluittoon
in de airconditioning te horen zijn. Het
koelmiddel in het systeem begint te
circuleren of de druk in de koelcirculatie
stabiliseert zich.
Instelling luchthoeveelheid:
- In de verwarmingsmodus doorloopt het
apparaat ontdooicycli, om het ijs, dat zich
bij bepaalde temperaturen op de
warmtewisselaar van het buitenapparaat
vormt, te ontdooien. Tijdens dit
proces wordt de luchthoeveelheid in het
binnentoestel automatisch
gereduceerd. De luchthoeveelheid kan
niet gewijzigd worden voordat de
ontdooicyclus voltooid is. Het
signaallampje Q licht op.
- Aan het begin van de
verwarmingsmodus wordt de
luchthoeveelheid bij het binnentoestel
automatisch ingesteld. Hiermee
wordt gegarandeerd dat er alleen
warme lucht naar de ruimte wordt
toegevoerd.
Het signaallampje Q licht op.
Geuren:
- Omdat de lucht uit de betreffende
ruimte het apparaat instroomt, kan het
voorkomen dat er bepaalde
onaangename geuren als gevolg van b.v.
veel roken in het apparaat blijven
hangen. De uitstromende lucht kan dan
soms ook dergelijke geuren bevatten.
Damp:
- Tijdens de koelingsmodus kan er voor
de luchtafvoer een kleine dampwolk
ontstaan. De oorzaak is de interactie
tussen de relatief koude uittre de Lucht
en de relatief warme lucht van de
betreffende ruimte.
Stroomuitval:
- Na een stroomuitval wordt het systeem
weer automatisch in werking gesteld.
Als de installatie tot de stroomuitval op
de timermodus was ingesteld, dan
knippert het gele signaallampje P op het
binnentoestel op.
8. Storingen
Treed er een storing op tijdens het bedrijf,
dan dienen de volgende punten
gecontroleerd te worden:
Als de airconditioning niet functioneert:
- Tekortkomingen in de stroom-
voorziening.
- Netbeveiliging is geactiveerd.
- Hoofdschakelaar is uitgeschakeld.
- De compressor functioneert met een
tijdsvertraging van 3 minuten.
- De gekozen temperatuur is lager dan de
ruimtetemparatuur voor de
verwarmingsmodus en hoger voor de
koelingsmodus (de thermostaat geeft
geen vrijgave).
De capaciteit van de binnentoestel of
buitentoestel is te gering:
- De lucht in het binnentoestel of
buitentoestel kan niet vrij
circuleren.
- De luchtfilters zijn vervuild en
verminderen de luchthoeveelheid.
- De deur of het raam staat open.
- De thermostaat is niet goed ingesteld.
Modusaanduiding N op het binnentoestel
knippert:
De installatie vertoont storingen. Voordat
de servicedienst van Stiebel Eltron de
installatie gaat controleren, dienen eerst de
volgende storingsoorzaken uitgesloten te
worden:
- De luchtfilters op het binnentoestel zijn
vervuild.
- De luchtcirculatie op het binnentoestel
wordt belemmerd.
- De warmtewisselaar op het
buitentoestel is vervuild.