3.
Klem de kaken rond een te meten geleider. Plaats de geleider in het
midden van de kaken.
4.
De meetwaarde wordt op de LCD-display weergegeven.
10.3 WEERSTANDSMETING
Voer geen weerstandsmetingen uit in circuits waarop spanning
aanwezig is. Zorg ervoor dat alle condensatoren in het circuit
volledig ontladen zijn.
Zet de draaischakelaar in de gewenste "Ω" positie.
1.
2.
Sluit het rode meetsnoer aan op de "V"-bus en het zwarte meetsnoer
op de "COM"-bus.
3.
Sluit de meetsnoeren aan op de weerstand. De meetwaarde wordt op
de LCD-display weergegeven.
Opmerkingen
Zorg ervoor dat bij weerstandsmetingen geen spanning meer op het
circuit staat en condensatoren volledig ontladen zijn.
Als de waarde buiten het meetbereik valt, verschijnt op de display 1 of -
1. Stel een hoger bereik in.
10.4 COTINUÏTEITSTEST
Voer geen continuïteitsmetingen uit in circuits waarop spanning
aanwezig is. Zorg ervoor condensatoren in het circuit volledig
ontladen zijn.
Zet de draaischakelaar in de " " positie.
1.
2.
Sluit het rode meetsnoer aan op de "V"-bus en het zwarte meetsnoer
op de "COM"-bus.
3.
Voor continuïteitsmeting, sluit de meetsnoeren aan op de twee punten
van het circuit dat u wilt meten. De ingebouwde zoemer weerklinkt als
er continuïteit is.
10.5 ISOLATIE
Voer geen isolatiemetingen uit in circuits waarop spanning aanwezig
is. Zorg ervoor condensatoren in het circuit volledig ontladen zijn.
Zet de draaischakelaar in de "EXTERNAL UNIT" positie.
1.
Koppel de isolatietester aan de "V", "COM" en "EXT" bussen.
2.
3.
Schakel de isolatietester in.
4.
Sluit de meetsnoeren aan op de meetbron.
5.
De meetwaarde wordt op de LCD-display weergegeven.
V. 01 – 06/08/2018
DCM115
22
©Velleman nv