WAT TE DOEN WANNEER UW APPARAAT HET NIET DOET?
PROBLEEM
Het apparaat doet het niet.
Het apparaat produceert stank
of wordt erg heet, maakt een
abnormaal geluid of rookt.
De sapstroom verminderd.
V V o o o o r r a a n n d d e e r r e e p p r r o o b b l l e e m m e e n n o o f f a a n n o o m m a a l l i i e e ë ë n n k k u u n n t t u u c c o o n n t t a a c c t t o o p p n n e e m m e e n n m m e e t t h h e e t t d d i i c c h h t t s s t t b b i i j j z z i i j j n n d d e e E E r r k k e e n n d d e e
RECYCLEN
Milieubescherming op de eerste plaats!
Uw apparaat bevat talrijke materialen die hergebruikt of gerecycled kunnen worden.
Breng het naar een daarvoor bestemd verzamelpunt zodat het gerecycled kan
worden.
OORZAKEN
De stekker zit niet goed in het
stopcontact, de
bedieningsschakelaar ( ( I I ) ) staat
niet op snelheid "1" of "2".
De deksel ( ( C C ) ) is niet goed
vergrendeld.
De zeef ( ( D D ) ) is niet goed op zijn
plaats gebracht.
De hoeveelheid te verwerken
voedsel is te groot.
De zeef ( ( D D ) ) is verstopt.
S S e e r r v v i i c c e e C C e e n n t t e e r r
15
OPLOSSINGEN
Sluit het apparaat op een stopcontact
met de juiste spanning aan. Zet de
bedieningsschakelaar op snelheid "1"
of "2".
Controleer of de deksel ( ( C C ) ) op juiste
wijze is aangebracht en door de
veiligheidsklem ( ( H H ) ) vergrendeld is.
Controleer of de zeef ( ( D D ) ) op juiste
wijze op de aandrijfas ( ( J J ) ) is
aangebracht.
Laat het apparaat afkoelen en ver-
minder de hoeveelheid te verwer-
ken voedsel.
Zet het apparaat uit, reinig de
aanvoerbuis ( ( B B ) ) en de zeef
( ( D D ) ) .