geen agressieve reinigingsmiddelen om resten van het transportlock te
verwijderen.
4. Reinig en onderhoud het apparaat regelmatig om de goede werking en optimale
prestaties mogelijk te maken.
5. Neem de meegeleverde onderdelen uit de verpakking en de polystyreen-
componenten.
6. Controleer of het netsnoer en het apparaat niet zijn beschadigd voor de
elektrische aansluiting.
2. Installatie
1. De diameter van de uitlaatslang moet voldoen aan de diameter van de
verbindingsring.
2. Als uw apparaat is uitgerust met een koolstoffilter, verwijder het koolfilter
voordat u het apparaat in de extractie-modus bedient. Het koolfilter moet alleen
worden gebruikt in de luchtcirculatie-modus.
3. De uitlaatpijp dient zo kort en recht mogelijk te zijn. De diameter van de
uitlaatslang moet ten minste 120/150 mm (zie hoofdstuk TECHNISCHE
DATA) zijn. Anders dient u meer geluid en verminderde prestaties van uw
apparaat te verwachten.
4. De juiste maximale buighoek naar buiten toe is 120
5. Gebruik alleen gladde buizen of flexibele, niet-ontvlambare uitlaat slangen.
6. Wanneer de afvoerleiding horizontaal is aangesloten, wordt een minimum
dalende helling van 1 cm/m en een helling van 2
in de motor van de kap komen.
7. Wanneer een afvoerleiding wordt gebruikt, moet het einde van de afvoerslang
worden aangepast in de richting van de stroming.
8. Als de uitlaatleiding koele omgevingen passeert (bijvoorbeeld een zolder), kan
een temperatuurgradiënt optreden in de verschillende delen van de afvoerbuis
zodat condens wordt gegenereerd. Een goede isolatie van de overeenkomstige
delen van de afvoerbuis is dan nodig. Rust zo'n afvoerpijp met een
condensopvang indien nodig.
9. Afhankelijk van het model is de kap voorzien van een (top) of twee (top,
achterzijde) uitlaten.
10. De stationair uitlaat wordt afgedekt door een plastic kapje. U kunt dit kapje
verwijderen door het linksom te draaien. Gebruik het kapje om de stationair
uitlaat af te dekken.
2.1 Hoofdcomponenten
.
0
vereist. Anders zal condensaat
0
52