Geluid voortbrengen
Het apparaat in-/uitschakelen
Zodra u alle aansluitingen tot stand hebt gebracht, schakelt u de
stroomtoevoer naar de verschillende apparaten in de opgegeven
volgorde in. Als u de apparaten in de verkeerde volgorde inschakelt,
kunnen er defecten optreden en/of kan er schade aan de luidsprekers
en andere apparaten ontstaan.
1. Controleer of de stroomtoevoer naar alle apparatuur is
uitgeschakeld.
2. Sluit uw externe apparatuur aan.
3. Stel elke niveauregelaar en de regelaar [VOLUME] van de
KC-110 in op 0.
4. Schakel alle externe apparatuur in die is aangesloten op de
kanalen 1 tot 3 (CH 1, CH 2 en CH 3) of de AUX IN-ingangen.
5. Schakel de KC-110 in.
6. Schakel de apparatuur in die is aangesloten op de LINE
OUT-uitgang.
Om het apparaat uit te schakelen, dient u omgekeerd te werk te gaan.
OPMERKING
• Zet het volume altijd lager en schakel alle apparaten uit voordat u
aansluitingen maakt om defecten en/of schade aan luidsprekers of
andere apparaten te voorkomen.
• Dit apparaat is uitgerust met een beveiligingscircuit. Na het inschakelen
duurt het even (enkele seconden) voordat het apparaat normaal werkt.
• Zorg er altijd voor dat het volume is uitgeschakeld voordat u het
apparaat inschakelt. Zelfs als het volume volledig op nul staat, kunt u
nog geluid horen wanneer u het apparaat inschakelt. Dit is normaal en
wijst niet op een defect.
• Als u de KC-110 alleen met batterijen gebruikt, zal het POWER-lampje
zwakker gaan branden naarmate de batterijen leger worden.
Wanneer de batterijen bijna leeg zijn, gaat het POWER-lampje
knipperen. Vervang de batterijen zo snel mogelijk.
• Als de batterijspanning erg laag is, zal het geluid waarschijnlijk
vervormen. U hoort de geluidsvervorming het sterkst bij de hogere
volumeniveaus. Dit betekent niet dat het apparaat defect is. Vervang
de batterijen of gebruik de meegeleverde netstroomadapter.
• Verwachte levensduur van de batterijen bij continu gebruik:
• Alkalinebatterijen
ongeveer 7 uur
• Nikkel-metaal-hydridebatterijen
• Er kan feedback optreden, afhankelijk van de plaats van de microfoons
ten opzichte van de luidsprekers. Dit kan worden opgelost door:
1. de richting van de microfoon(s) te wijzigen;
2. de microfoon(s) op een grotere afstand van de luidsprekers te
plaatsen;
3. de volumeniveaus te verlagen.
ongeveer 8 uur
Het volume en de toon aanpassen
1. Zet de volumeregelaar van elk kanaal op 5 (middenpositie).
Verlaag het volume van de kanalen die u niet gebruikt.
2. Draai de CH 1-volumeregelaar in de stand MIC als u een
microfoon gebruikt.
3. Draai de regelaar [VOLUME] om het algemene volume aan te
passen terwijl u op het aangesloten apparaat geluid afspeelt.
4. Gebruik de volumeregelaars van elk kanaal om de
volumebalans van de aangesloten apparaten aan te passen.
5. Gebruik de regelaar [VOLUME] om het algemene volume aan
te passen en gebruik de regelaars [LOW] (lage frequentie) en
[HIGH] (hoge frequentie) om de toon aan te passen.
Een effect toepassen
1. Gebruik de regelaar [EFFECT] om een effect te selecteren en de
diepte van het effect aan te passen.
REVERB
De linkerhelft van de frequentie van de regelaar past galm toe (p. 6)
en de rechterhelft chorus (p. 6). Als u de regelaar helemaal naar rechts
draait, krijgt u een breed choruseffect (p. 6).
Als u binnen elke frequentie de regelaar naar rechts draait, vergroot u
het effect.
* Het effect wordt niet toegepast op het geluid dat binnenkomt via
een AUX IN-ingang.
CHORUS
WIDE
5