7.1.6
Functie Constante ∆T
Deze functie zorgt ervoor dat de circulatiepomp het debiet verhoogt of verlaagt om het temperatuurverschil T-T1 constant te houden
als absolute waarde.
Er zijn 2 setpoints beschikbaar: dTs1 en dTs2, en dus zijn de volgende 2 situaties mogelijk:
dTs1 niet gelijk aan dTs2:
-
In dit geval zijn er 5 configureerbare werkingsintervallen beschikbaar, waarvan het setpoint dTs kan variëren naargelang de
temperatuur T of T1, zoals getoond in het volgende voorbeeld:
1)
Als T1 ≤ 10 °C = > dTs = |T-T1| = 10 °C
In dit geval, als de temperatuur T1 lager is dan of gelijk aan 10 °C, zorgt de circulatiepomp door het debiet te variëren dat het absolute
verschil tussen T en T1 constant gehouden wordt op 10 °C
Dit verschil tussen de temperaturen kan nuttig zijn in de ramp-upfase van de aandrijfmotor waar het belangrijker is dat er snel een
comfortabele omgeving wordt gecreëerd dan dat er een grotere DT is (in het geval van conditionering)
2)
Als 10 ≤ T1 ≤ 25 °C = > 10 °C ≤ dTs = |T-T1| ≤ 15 °C, bijvoorbeeld als T1= 20 °C = > dTs = |T-T1| = 13,33 °C
wanneer de temperatuur T1 tussen 10 °C en 25 °C ligt, zorgt de circulatiepomp dat het absolute verschil tussen T en T1 constant
gehouden wordt op een dTs die evenredig is aan de door T1 geregistreerde temperatuur. Als bijvoorbeeld T1= 20 °C, dan houdt de
circulatiepomp het absolute verschil tussen T en T1 constant op 13,33 °C
3)
Als 25 °C ≤ T1 ≤ 40 °C = > dTs = |T-T1| = 15 °C
wanneer de temperatuur T1 tussen 25 °C en 40 °C ligt, zorgt de circulatiepomp dat het absolute verschil tussen T en T1 constant
gehouden wordt op 15 °C
4)
Als 40 °C ≤ T1 ≤ 70 °C = > 10 °C ≤ dTs = |T-T1| ≤ 15 °C, bijvoorbeeld als T1= 50°C = > dTs = |T-T1| = 13,75 °C
wanneer de temperatuur T1 tussen 40 °C en 70 °C ligt, zorgt de circulatiepomp dat het absolute verschil tussen T en T1 constant
gehouden wordt op een dTs die omgekeerd evenredig is aan de door T1 geregistreerde temperatuur. Als bijvoorbeeld T1= 50 °C, dan
houdt de circulatiepomp het absolute verschil tussen T en T1 constant op 13,75 °C
5)
Als T1 ≥ 70 °C = > dTs = |T-T1| = 10 °
Ten slotte, wanneer de temperatuur T1 hoger is dan 70 °C, zorgt de circulatiepomp dat het absolute verschil tussen T en T1 constant
gehouden wordt op 10 °C.
Dit verschil tussen de temperaturen kan nuttig zijn in de ramp-upfase van de aandrijfmotor, waar het belangrijker is dat er snel een
comfortabele omgeving wordt gecreëerd dan dat er een grotere DT is (in het geval van verwarming).
NB: de parameters dTs1 en dTs2 en de waarden van de werkingsintervallen kunnen door de gebruiker worden ingesteld.
dTs1 = dTs2
-
In dit geval is het setpoint dTs constant bij het variëren van de temperatuur T of T1, zoals getoond in het volgende voorbeeld:
In dit geval verhoogt of verlaagt de circulatiepomp het debiet om het absolute verschil tussen T en T1 constant te houden op dTs =
15 °C.
NB: de parameter dTs kan worden ingesteld door de gebruiker.
7.2
Quick Start-functie
Deze functie kan nuttig zijn als er een onmiddellijk debiet moet worden geleverd, om te voorkomen dat de ketel blokkeert op het
moment van ontsteking. Zolang de ingang I3 is geactiveerd, blijft de pomp op de vooringestelde frequentie Fq (zie het geavanceerde
menu). Bij dubbele groepen kan deze ingang onafhankelijk worden gebruikt.
8.
BEDIENINGSPANEEL
De werking van de MCE-22/C kan worden veranderd via het bedieningspaneel op het deksel van de MCE-22/C.
Op het paneel zijn de volgende elementen aanwezig: een grafisch display, 7 navigatietoetsen en 3 signaleringsleds
(zie Afbeelding 10).
NEDERLANDS
75