Gebruik
OPGELET!
■
Er kunnen mogelijkerwijs productieresten op het apparaat zijn achtergebleven. Rei-
nig het apparaat daarom grondig vóór het eerste gebruik (zie hoofdstuk 'Reinigen en
opbergen').
■
Geen lege potten en pannen op het apparaat verhitten. De potten en pannen zouden
beschadigd kunnen raken.
■
Geen potten en pannen gebruiken wanneer er zich op de bodems krassen, groeven
of oneff enheden bevinden. Potten en pannen niet over de glasplaat schuiven. Deze
zou bekrast kunnen raken.
■
De glasplaat en de bodem van de potten en pannen vóór gebruik afvegen, om vervui-
lingen te verwijderen. Daardoor zou de glasplaat bekrast kunnen raken.
•
Inductiefornuizen resp. inductiekookplaten zijn sneller op temperatuur dan
andere soorten fornuizen.
•
Bij gebruik van potten en pannen op inductiefornuizen resp. inductiekook-
platen kunnen er geluiden ontstaan. Deze ontstaan door de elektromagneti-
sche eigenschappen van inductiefornuizen resp. inductiekookplaten en voor
inductie geschikte potten en pannen en zijn geen defect.
•
Het apparaat herkent automatisch de bodemdoorsnede van de gebruikte
potten en pannen en activeert de desbetreff ende zone.
1. Een geschikte pot e.d. met inhoud op de glasplaat (4) plaatsen.
2. Via het paneel
en de ventilator (3) wordt ingeschakeld. In het display (G) wordt C weergegeven.
Wordt het bedieningspaneel zonder instellingen ca. 30 minuten niet
aangeraakt, klinkt er een geluidssignaal en het apparaat wordt automatisch in
de stand-by geschakeld.
3. Via het paneel
modus voor het instellen van het vermogen. In het display wordt de vooringestelde
1600 watt weergegeven.
4. Via de panelen + en – (F, H) het vermogen instellen (zie hoofdstuk 'Overzicht van de
functies').
5. Opnieuw het paneel
display wordt de vooringestelde 180 °C weergegeven.
6. Via de panelen + en – de temperatuur instellen (zie hoofdstuk 'Overzicht van de
functies').
7. Tijdens het koken wordt in het display de laatst ingestelde functie (vermogen of tem-
peratuur) weergegeven. Zowel het vermogen als de temperatuur kunnen tijdens het
koken op elk moment worden aangepast.
8. Na beëindiging van het koken het apparaat via het paneel
kelen.
Opgelet: na het uitschakelen alsook na afl oop van de timertijd (zie volgende
hoofdstuk) blijft de ventilator actief. Dit is geen storing! Na ca. 50 seconden wordt de
ventilator uitgeschakeld.
9. De netstekker uit de contactdoos trekken en het apparaat volledig laten afkoelen.
(D) het apparaat inschakelen. Het bedrijfslampje (C) brandt constant
(E) het verwarmingsproces starten. Het apparaat bevindt zich in de
aanraken om te wisselen naar de temperatuur-modus. In het
43
in de stand-by scha-
NL