6. Bediening
Voor het starten van de motor moet de pomp via
het vulgat (fi g. 1, pos. 3) met opvoervloeistof wor-
den opgevuld.
Aanwijzing: Het is aan te raden in de zuigleiding
een terugslagklep te monteren en die voor de
eerste ingebruikneming bovendien met water te
vullen.
6.1 Starten van de motor:
1. Aan-/uitschakelaar (fi g. 4, pos 10) naar de
stand "ON" brengen.
2. Bij koude start de chokehendel (fi g. 5, pos.
13) naar de stand „choke" brengen.
4. Gashendel (fi g. 6a, pos. 16) naar de tussen-
stand brengen.
5. De starttrekkabel (fi g. 6b, pos. 9) fl ink doorha-
len tot de motor aanslaat.
6. Na ongeveer 30 sec. looptijd de chokehendel
naar de stand „Run" brengen.
Als de motor warm is, de chokehendel bij het
starten in de stand "Run" laten.
Verklaring van de posities van de gashendel (fi g.
6a, pos. 16):
„schildpad":
motor draait stationair
"haas":
maximaal opvoervermogen
6.2 Aanzuiging:
•
Tijdens het aanzuigen moeten de op de dru-
kleiding voorhanden zijnde afsluiters (spro-
eiers, kleppen enz.) helemaal opengedraaid
zijn zodat de in de zuigleiding aanwezige
lucht vrij kan ontsnappen.
•
Naargelang de zuighoogte en de hoeveelheid
lucht in de zuigleiding kan de eerste aanzu-
igbeurt ca. 0,5 min. tot 5 min. duren. Duurt de
aanzuiging langer moet opnieuw water wor-
den opgevuld.
•
Wordt de pomp na gebruik terug verwijderd
dient ze zeker opnieuw met water te worden
gevuld als ze opnieuw wordt aangesloten en
in werking gesteld.
Anl_GC_PW_16_SPK9.indb 65
Anl_GC_PW_16_SPK9.indb 65
NL
6.3 Afzetten van de motor:
•
Aan-/Uit-schakelaar naar de stand „OFF"
brengen.
•
Benzinekraan dichtdraaien.
7. Reiniging, onderhoud, opbergen
en bestellen van wisselstukken
Gevaar!
Trek vóór alle schoonmaak- en onderhoudswerk-
zaamheid de bougiestekker uit het stopcontact.
7.1 Reiniging
•
Hou de veiligheidsinrichtingen, de ventila-
tiespleten en het motorhuis zo veel mogelijk
vrij van stof en vuil. Wrijf het toestel met een
schone doek af of blaas het met perslucht bij
lage druk schoon.
•
Het is aan te bevelen het toestel direct na elk
gebruik te reinigen.
•
Reinig het toestel regelmatig met een vochti-
ge doek en wat zachte zeep. Gebruik geen
reinigings- of oplosmiddelen; die zouden de
kunststofcomponenten van het toestel kun-
nen aantasten. Let er goed op dat geen water
in het toestel terechtkomt. Door binnendrin-
gen van water in een elektrische apparatuur
verhoogt het risico van een elektrische schok.
7.2 Onderhoud
Gelieve hieromtrent ook de bijgaande service-
informatie in acht te nemen.
7.2.1 Verversen van de olie
Het is aan te bevelen de motorolie bij warme mo-
tor te verversen.
•
Gebruik enkel motorolie.
•
Het toestel op een gepaste onderlaag lichtjes
schuin tegen de olieaftapplug (fig. 7, pos. 8)
neerzetten.
•
Olievulplug (fig. 7, pos. 7) opendraaien.
•
Olieaftapplug verwijderen en de warme moto-
rolie naar een gepast vat laten weglopen.
•
Is al de olie afgelaten olieaftapplus weer
indraaien en het toestel op een horizontale
plaats opstellen.
•
Verse motorolie ingieten tot aan de bovenste
markering van de olievulstok (fig. 8, pos. H)
LET OP! Oliepeilstok enkel erin steken om het
oliepeil te controleren. Niet indraaien!
Tijdens het bedrijf moet het oliepeil tussen de bei-
de markeringen „L" en „H" (fi g. 8) staan.
- 65 -
24.09.2019 08:45:26
24.09.2019 08:45:26