3. b
EDIENINg
3.1 w
erKtuigen
Monteer uitsluitend schone werktuigen!
3.1.1 V
/m
erVAnging
ontAge VAn het werKtuig
Houd de spindel met de steeksleutel vast aan het sleutel-
vlak en maak de spantang met de steeksleutel los/vast.
Laat het slijpwerktuig minimaal 30 seconden onbelast
proefdraaien.
3.2 w
erKinstructies
Bij uitval van de perslucht moet de knop losgela-
ten worden! Beweeg het slijpwerktuig onder lichte
druk gelijkmatig heen en weer voor een optimaal
slijpresultaat. Te sterke druk vermindert het prestatiever-
mogen van de machine en verkort de levensduur van het
slijpwerktuig.
4. R
EPaRaTIE
4.1 P
reVentief onderhoud
Controleer het stationair toerental perio-
diek en na elk onderhoud. Zelfs als de ma-
chine nog perfect werkt, moet een des-
kundige regelmatig na ca. 300-400 werkuren, maar
minstens eenmaal per jaar, de motor demonteren, reini-
gen en de vier schuifkleppen op slijtage controleren. Ver-
vang tegelijk het vet in de transmissiekop (Isoflex NBU 15)
(niet afwassen!).
4.1.1 l
/ w
ERkINg
Luchtafvoerslang van de draairing halen en vervangen.
4.1.2 l
Luchtafvoerslang verwijderen (zie punt 4.1.1).
Slangklem losmaken en luchttoevoerslang van de aans-
luiting halen.
/o
NDERhouD
uchtAfVoerslAng VerVAngen
uchttoeVoerslAng VerVAngen
27