Gloria FineCut 18V Mode D'emploi page 60

van takken en struiken leidt tot een
verlies van de voorspanning en heeft
een negatieve invloed
maairesultaat van het gras.

Controleer eerst het te bewerken gazon
om beschadiging van het apparaat of
letsel van levende wezens of beschadiging
van voorwerpen te voorkomen. Hierbij
moeten stroomleidingen, stenen, stukken
hout, draden en vergelijkbare andere
vreemde bestanddelen
verwijderd. Voorwerpen die door de
grasmaaier worden gegrepen, kunnen
worden doorgesneden.
AANWIJZING!
11
Verwijder de mesbescherming (K).
12
Reinig de grasmaaier vóór en na elk
gebruik. Smeer de messen vóór en na
gebruik met machineolie of spuits-
meerolie.

Maai vóór het gebruik van de grasmaai-
er het gazon met de grasmaaier/grasro-
bot.

Stel de maaihoogte (3/4/5 cm) in zoals
beschreven in hoofdstuk 6.2.

Plaats de
schakel het apparaat in.
13
Beweeg het apparaat nu langzaam naar
voren over het gazon. Oefen hierbij geen
druk uit op het apparaat. Als u de gras-
maaier te lang op één plek laat staan, kan
het gazon worden beschadigd.
AANWIJZING!
Als er te veel gemaaid gras op de mes-
balk ligt, schakelt u het apparaat uit, tilt
u het iets op en schudt u het gras eraf.
ATTENTIE
Onjuist gebruik van het apparaat kan
materiële schade veroorzaken! Neem
daarom de volgende veiligheidsaan-
wijzingen in acht:

Zorg er bij het maaien rond stoepran-
den, hekken of bomen voor dat de snij-
balk deze niet raakt.
12
Smeer de messen minimaal één keer
per uur met olie in (machineolie of
spuitsmeerolie).
op het
worden
op het gazon en
60
8.2.1 Hoekverstelling
Uw is uitgerust met een hoek-
verstelling (I) waarmee u ook op moeilijk
bereikbare plaatsen kunt maaien. Ga als
volgt te werk om de hoek van de buis aan
te passen:
LET OP
VERWONDINGSGEVAAR DOOR DRAAI-
ENDE MESSEN!

Schakel het apparaat uit wanneer u
de hoek wilt veranderen!
Afbeeldingen 14 - 15
14
15
- Druk tegelijkertijd op beide hoek-
verstellingsknoppen (I) om de
buis te verstellen. De hoekverstel-
ling (I) is in 9 stappen instelbaar. In
de vlakste instelling kan onder
obstakels worden gewerkt.
8.2.2 Statusindicator accu
Het apparaat is uitgerust met een laadsta-
tusindicator (C) die de laadstand van de
accu weergeeft. De indicatoren lichten
alleen op bij ingeschakeld apparaat.
Accuvermogen (groene leds) :
Reserve ≤ 30% ≤ 60%
Temperatuurbeveiliging:
Laagspanningsuitschakeling:
AANWIJZING!
De laadstatusindicator (groene leds) kan
in bepaalde gevallen na verwijdering en
opnieuw aansluiten van de accu een
hogere laadstand weergeven dan voor
het verwijderen van de accu. Reden hier-
voor is dat het apparaat het laatste accu-
vermogen tijdens gebruik opslaat. Na het
verwijderen en opnieuw plaatsen van de
accu in het apparaat wordt het accuver-
mogen opnieuw gelezen en waardoor
een hoger vermogen kan worden weer-
gegeven.
100%