WAARSCHUWING: In geen geval mag u
brandstof bijvullen in een gebouw, terwijl de motor draait
of als het afkoelen van de motor na draaien korter heeft
geduurd dan 15 minuten.
8-2 DE MOTOR STARTEN EN HET
MAAIMES INSCHAKELEN
1. Bij deze grasmaaier zit het uiteinde van de bougie een
rubberen mof. Zorg ervoor dat de metalen huls aan
het uiteinde van de bougiekabel (binnenin de
rubberen mof) goed vastzit op de metalen elektrode
van de bougie.
2. Bij het starten van een koude motor, moet u de
gashendel in de stand "
een warme motor, moet u de gashendel in de stand
"
" zetten. (zie afb. 20)
3. U gaat achter het gereedschap staan, pakt de
stophandgreep vast en houd deze tegen de bovenste
handgreep, zoals afgebeeld in zie afb. 21.
4. Pak het handvat van het startkoord vast, zoals
afgebeeld in zie afb. 21, en trek het snel naar u toe.
Plaats het handvat na het starten van de motor rustig
terug tegen de koordgeleider. Als u de stophandgreep
loslaat, slaat de motor af en stopt het maaimes
vanzelf.
Start de motor zorgvuldig zoals aangegeven in
de gebruiksaanwijzing en blijf met uw voeten
steeds op voldoende afstand van het maaimes.
Tijdens het starten van de motor mag de
grasmaaier niet worden gekanteld. Start de
grasmaaier op een vlakke ondergrond zonder
hoog gras of obstakels.
Houd uw handen en voeten uit de buurt van
draaiende delen. Start de motor niet als u voor
de uitwerpopening staat.
8-3 TIJDENS HET GEBRUIK
Houd tijdens het gebruik de stophandgreep met beide
handen stevig vast.
Opmerking: Als u tijdens het gebruik de
stophandgreep loslaat, slaat de motor af waardoor de
grasmaaier stopt.
WAARSCHUWING! Om te voorkomen dat de
grasmaaier per ongeluk ingeschakeld kan worden, is het
apparaat voorzien van een motorblokkering die u eerst
terug moet trekken voordat de motor gestart kan worden.
Wanneer u de motorregelhendel loslaat, moet die
terugkeren naar de uitgangsstand, waarna de motor
automatisch afslaat.
Opmerking: Motorblokkering (remhendel):
Gebruik deze hendel om de motor te stoppen. Wanneer u
de hendel loslaat, komen de motor en het maaiblad
automatisch tot stilstand. Voor het maaien houdt u de
hendel in de werkstand. Voordat u gaat maaien
52
" zetten. Bij het starten van
controleert u enkele malen zorgvuldig de start/stophendel
om te zien of die naar behoren werkt. Zorgt u dat de
spanningskabel soepel bediend kan worden (dus niet
ergens geknikt is of vastloopt op enige manier).
8-4 DE MOTOR STOPPEN
LET OP: Het maaimes draait na het uitschakelen
van de motor nog enkele seconden door.
1. Als u de stophandgreep loslaat, slaat de motor af en
stopt het maaimes vanzelf.
2. Maak de bougiekabel los en aard deze zoals
aangegeven in de aparte gebruiksaanwijzing voor de
motor om per ongeluk starten te voorkomen als de
grasmaaier onbeheerd achtergelaten wordt.
8-5 ZELFAANDRIJVING
De grasmaaier is uitgerust met een snelheidsregeling die
drie snelheden kan instellen van 3,0 km/u tot en met
4,5 km/u.
Stand
: de langzaamste stand; Stand
stand
Volg onderstaande stappen:
1. Laat de aandrijfhendel los en wacht tot de grasmaaier
niet meer naar voren rijdt.
2. Stel de gewenste snelheid in. (zie afb. 22)
3. Duw de aandrijfhendel tegen de bovenste handgreep
en de grasmaaier begint automatisch naar voren te
rijden.
LET OP: Uw grasmaaier is bedoeld om normaal
tuingras te maaien met een maximale lengte van 250 mm.
Probeer niet in ongebruikelijk hoog, droog of nat gras
(bijvoorbeeld een weiland) of een berg droge bladeren te
maaien. Afval kan zich ophopen op het maaidek of in
aanraking komen met de motoruitlaat waardoor mogelijk
brandgevaar ontstaat.
8-6 VOOR HET BESTE MAAIRESULTAAT
Verwijder afval van het gazon. Zorg dat het gazon vrij is
van stenen, stokken, draadstukken of andere vreemde
voorwerpen die per ongeluk door de grasmaaier in alle
richtingen weggeslingerd kunnen worden en niet alleen
ernstig persoonlijk letsel voor de gebruiker of anderen,
maar ook schade aan eigendommen en voorwerpen in de
buurt tot gevolg kunnen hebben. Maai geen nat gras.
Maaien gaat het best als het gras niet nat is omdat het
anders aan de onderkant van het maaidek gaat plakken
en daardoor het maaien wordt gehinderd. Maai niet meer
dan 1/3 van de graslengte. Voor maaien wordt
aangeraden het gras 1/3 van de lengte korter te maaien.
De voorwaartse snelheid moet zodanig aangepast
worden dat het versnipperde gras gelijkmatige over het
gazon wordt verdeeld. Speciaal tijdens het zwaar maaien
van dik gras kan het nodig zijn om de laagste snelheid te
gebruiken om de grassprieten schoon en goed te maaien.
Als het gras langer is kunt u het gazon in twee fasen
maaien door de maaihoogte nog een keer met 1/3 van de
graslengte te verlagen en misschien in een andere
richting te maaien dan de eerste keer. Door toepassing
van een kleine overlapping op elk maaipad kunt u de
: de snelste