3.4
CONTROLE VAN DE
LUCHTLEIDING
1.
Controleer het debiet en de druk in
de toevoerluchtleiding.
2.
Verwijder
de
aansluitingen en controleer op slijtage en
beschadigingen.
3.
Sluit ze aan op een geschikte
koppeling voor inadembare perslucht (zie
inleiding, persluchttoevoer).
4.
Controleer op stevige aankoppeling
en ga na of de koppeling vlot kan worden
losgemaakt zonder haperen.
5.
Druk
op
de
ademautomaat.
6.
Breng het geheel onder druk en
controleer alle koppelingen op lekkage.
1.
Controleer of het snoer van het
filterdeksel rond de filteraansluiting zit.
Controleer of de vervaldatum van de filter
niet is overschreden (zie filterlabel).
2.
Controleer of de oranje O-ring is
aangebracht en in goede staat is. Schroef
de filter op het gelaatsmasker.
stofkapjes
van
de
resetknop
aan
de
Controleer of de vrouwelijke koppeling van
de luchtleiding-aansluitingen niet lekt.
7.
Gebruik
tekenen
van
overmatige lekkage vertonen.
8.
Bevestig de stofkapjes opnieuw.
4
PROCEDURES VOOR
INGEBRUIKNAME
4.1
BEVESTIGING VAN DE
FILTER
WAARSCHUWING:
een luchtleiding wordt geademd, moet er
een filterdeksel of blinde stop worden
aangebracht, om te verzekeren dat het
apparaat bij de eerste inademing wordt
geactiveerd.
3.
Als er geen filter wordt gebruikt, moet
er een blinde stop worden aangebracht.
4.2
INGEBRUIKNAME VAN DE
SCHOUDERRIEM
1.
Hang het gelaatsmasker aan de
halsriem en plaats de schouderriem zo dat
de slang naar de ademhalingsautomaat
over de rechterschouder zit.
17
RAS ASBESTOS
GEEN
koppelingen
slijtage,
beschadiging
Wanneer er door
die
of