• Maak aangebrande voedselresten op de voorwerpen zachter.
• Plaats holle voorwerpen (bijv. kopjes, glazen en pannen) met de opening naar beneden.
• Zorg ervoor dat zich geen water kan ophopen in opbergdozen of kommen.
• Zorg ervoor dat serviesgoed en bestek niet in elkaar liggen.
• Zorg ervoor dat glazen andere glazen niet aanraken.
• Leg kleine voorwerpen in de bestekmand.
• Meng lepels met ander bestek om te voorkomen dat ze aan elkaar kleven.
• Als u de voorwerpen in de manden plaatst, zorg er dan voor dat het water alle opper-
vlakken kan bereiken.
• Leg lichte voorwerpen in het bovenrek. Zorg ervoor dat de voorwerpen niet verschuiven.
• Waterdruppels kunnen zich ophopen op plastic voorwerpen en antiaanbakpannen.
Onderrek
Plaats steelpannen, deksels, slakommen en bestek
in het onderrek. Rangschik dekschalen en grote
deksels langs de rand van het onderrek.
U kunt de rijen met punten in het onderrek laten
zakken om ruimte te maken voor potten, pannen
en schalen.
De bestekmand
Plaats vorken en lepels met het handvat naar beneden.
De vaatwasser inruimen
15