5.
I N G E B R U I K N A M E
5.1
Diamant-boorkroon
De werktuigopname is bedoeld voor standaardboorkronen met G 1/2", 1 1/4" UNC of de nieuwe M33/3
aansluitschroefdraad.
Aanvullende aanduiding 03 (bijv. DK 1603) - combispindel met binnenschroefdraad G 1/2" +
buitenschroefdraad 1 1/4" UNC. Hierdoor kunnen zowel boorkronen met 1 1/4" UNC, alsook met G 1/2"
aansluitschroefdraad worden opgenomen.
Aanvullende aanduiding 08 (bijv. DK 1108) - buitenschroefdraad M 33/3.
De DK17 is met een 1 1/4" UNC boorspil uitgerust. Door de bijgeleverde adapter (2) kunnen ook
boorkronen met G 1/2" schroefdraad opgenomen worden. Gebruik enkel geschikt hoogwaardig
diamantgereedschap.
Gebruik vooral bij het handboren vlot snijdende boorkronen met een lage specifieke aandrukkracht. Let
erop dat de diamantsegmenten tegenover de boorkroonpijp aan de binnen- en buitendiameter nog
voldoende uitsteken. Breng aan de gereedschapschroefdraad wat waterbestendig vet aan zodat het
gereedschap makkelijk weer kan losgemaakt worden.
Let erop dat de excentriciteit aan de diamantsegmenten van de boorkroon niet groter dan 1 mm, bij DK
11 niet groter dan 0,5 mm is (excentrische slag).
Werktuigwissel DK 1108: de DK 1108 is voorzien van een spindelarrêt dat het verwisselen van het
werktuig vergemakkelijkt. De boorkroon bij deze nieuwe schroefdraad zit normaal niet zo vast dat
gereedschap moet worden gebruikt om hem los te maken. Druk op de blokkeerknop om de spindel te
arrêteren en maak de boorkroon los.
Druk bij lopende machine nooit op de blokkeerknop.
Gebruik voor het verwisselen van de boorkroon alleen een passende steeksleutel. Houdt daarbij met een
tweede steeksleutel de boorspindel vast.
Gebruik nooit een hamer, o.i.d. om de boorkroon te ontkoppelen.Verleng desgewenst de
steeksleutel.
5.2
Boren - standaardgeleid
Omdat de boorstandaard niet tot de leveromvang behoort, wordt hier op enkele belangrijke
gebruikskenmerken gewezen.
Neem hiervoor de gebruiksaanwijzing voor de boorstandaard in acht
Bevestigingstypes
Plugbevestiging, vacuümbevestiging, stutten.
Het meest toegepaste bevestigingstype is de plugbevestiging. Gebruik het liefst metalen pluggen. De
diameter van de pluggen moet minimaal 10 mm bedragen.
Let bij de vacuümbevestiging op een voldoende hoog vacuüm. Zorg ervoor dat de afdichtingsringen niet
versleten zijn. Let erop dat de boorstandaard gewoon strak zit als de afdichtingsring via de
nivelleerschroeven aan de voet van de boorstandaard gelost is.
5.3
Boren - handgeleid
Open de kogelkraan en schakel de machine in.
Hou de kernboormachine zo strak mogelijk.
Plaats de boorkroon licht hellend op het te boren oppervlak (ca. 30
aanboorhulp of de aanboorspike (hulpgereedschap).
Als de boorkroon zich in het oppervlak heeft ingewerkt (ca. 1/8 - ¼ van de cirkelomtrek), in een rechte
hoek optrekken en voldoende aandrukkracht hanteren.
Vuistregel: Boor
in mm x 4 = aandrukkracht in N.
Gebruik vooral bij grote boordiameters een aanboorhulp voor het aanboren. Die kan in het eenvoudigste
geval uit een houten plaat met een ingezaagd prisma bestaan, waarin de boorkroon gebracht kan
worden.
DK 11 met waterverzamelring: stel de positie van de gasdrukveer voor de waterverzamelring zo in dat
hij minstens 2 cm over de segmentkant uitsteekt. Sluit aan de slangnippel een waterzuiger aan. Plaats
dan het werktuig loodrecht op het te bewerken oppervlak en gebruik voldoende voedingskracht om de
veerkracht van de gasdrukveer te overwinnen.
Let er bij het boren op dat de boorkroon niet overslaat en zo in het boorgat geklemd raakt.
45
t.o.v. de as) of gebruik de