8. Bediening
1.
Schakel het meettoestel altijd uit (OFF) als u het niet gebruikt..
2.
Als tijdens de meting „OL" wordt getoond op het display, dan overschrijdt
de meetwaarde het ingestelde meetbereik. Schakel, als dat er is, over op
een hoger meetbereik.
Tip: Door de hoge ingangsgevoeligheid in de lage meetbereiken worden
er bij een ontbrekend ingangssignaal mogelijk toevalswaarden getoond.
De aflezing stabiliseert bij de aansluiting van de testkabel op een
signaalbron.
In de buurt van toestellen die elektromagnetische strooivelden aanmaken
(bv. lastransformator, ontsteking enz.) kan het display onnauwkeurige of
geblokkeerde waarden tonen.
Meting gelijkspanning / Meting wisselspanning
Opgelet: Meet geen spanningen terwijl er op het schakelcircuit een
motor wordt in- of uitgeschakeld. Dat kan tot hoge spanningspieken en
bijgevolg beschadiging van het meettoestel leiden.
1.
Zet de draaiknop op de V
(Gelijkspanning) - Positie
2.
Sluit de bananenstekker van de zwarte testkabel aan
op de COM-bus en de bananenstekker van de rode
testkabel op de V-, Ω-, mA-bus.
3.
Raak met de zwarte testpunt de negatieve kant en
met de rode testpunt de positieve kant van het
schakelcircuit aan.
4.
Als de weergegeven waarde stabiliseert, leest u het
display af. Als de indicator tijdens de meting niet
(Wisselspanning) of V
AC
NL 11
DC