Neem de oplader uit het stopcontact en het apparaat als
de oplader niet wordt gebruikt.
Laat de oplader niet vallen en laat de oplader tegen niets
stoten.
Als de voedingskabel beschadigd is (bijvoorbeeld als de
draad blootligt of de kabel gebroken is) of als de stekker
loszit, mag u die absoluut niet meer gebruiken.
Aanhoudend gebruik kan leiden tot elektrische schokken,
kortsluiting of brand.
Raak het netsnoer niet aan met natte handen en trek niet
aan het netsnoer om de oplader los te koppelen.
Raak het apparaat of de oplader niet aan met natte
handen. Dat kan leiden tot kortsluiting, storingen of
elektrische schokken.
Als uw oplader blootgesteld is geweest aan water,
andere vloeistoffen of overmatig vocht, brengt u de
oplader naar een geautoriseerd servicecentrum voor
inspectie.
Controleer of de oplader voldoet aan de vereisten van
clausule 2.5 in IEC60950-1/EN60950-1/UL60950-1 en is
getest en goedgekeurd volgens de nationale of
plaatselijke normen.
Sluit het apparaat uitsluitend aan op producten die het
USB-IF-logo hebben of die het
USB-IF-nalevingsprogramma hebben voltooid.
Veilig batterijgebruik
Breng de batterijpolen niet in contact met geleiders,
zoals sleutels, sieraden of andere metalen materialen.
Dat kan kortsluiting van de batterij en letsel of
brandwonden veroorzaken.
101