HEINE OMEGA 600 Mode D'emploi page 28

Masquer les pouces Voir aussi pour OMEGA 600:
Table des Matières

Publicité

Les langues disponibles
  • FR

Les langues disponibles

  • FRANÇAIS, page 11
Opladen via USB
Om op te laden verbindt u de USB-voedingseenheid (bijv. E4-USB)
met de USB-C aansluiting (9) van het hulpmiddel.
In de laadmodus wordt de LED-verlichting uitgeschakeld en
wordt de verlichting van het hulpmiddel niet meer van stroom
voorzien.
Laat de voedingskabel niet strak gespannen liggen, want
hierdoor kan het apparaat beschadigd raken of een
struikelgevaar ontstaan.
De ingebruikname en bediening van de USB-voedingseenheid
E4-USB zijn beschreven in een afzonderlijke gebruiksaanwijzing.
Opladen via Wall Charger CW1
Gebruik de Wall Charger CW1 om de batterij CB1 (10) van het
apparaat op te laden. De blauwe LED op de Wall Charger CW1 geeft
aan dat er contact met het hulpmiddel bestaat. Het indicatielampje
van de oplaadstatus (7) bevindt zich op het batterijvak (8) van het
hulpmiddel.
Zorg ervoor dat er geen vreemde voorwerpen tussen het hulp-
middel en de Wall Charger CW1 kunnen komen. Wanneer u de
Wall Charger CW1 gebruikt om het apparaat op te laden, zorg
er dan voor dat deze beslist niet verontreinigd is.
De opstelling en het gebruik van de Wall Charger CW1 zijn beschreven
in een afzonderlijke gebruiksaanwijzing.
Opladen met de Charging Case CC1
Gebruik de Charging Case CC1 om de batterij CB1 (10) van het hulp-
middel op te laden. Schakel de OMEGA 600 uit. Neem de batterij
CB1 (10) uit het batterijvak (8) en zet hem in de Charging Case CC1.
Het indicatielampje van de oplaadstatus van de Charging Case CC1
bevindt zich aan de bovenzijde.
Zorg ervoor dat er geen vreemde voorwerpen tussen de batterij
CB1 (10) en de Charging Case CC1 kunnen komen. Wanneer u
de Charging Case CC1 gebruikt om de batterij CB1 (10) op te
laden, zorg er dan voor dat de Charging Case CC1 beslist niet
verontreinigd is.
De opstelling en het gebruik van de Charging Case CC1 zijn
beschreven in een afzonderlijke gebruiksaanwijzing.
Indicatielampje oplaadstatus (7)
Het indicatielampje van de oplaadstatus (7) van het hulpmiddel
bevindt zich op het batterijvak (8) van het hulpmiddel.
Het indicatielampje van de oplaadstatus (7) wordt automatisch
geactiveerd bij het inschakelen van het hulpmiddel.
Oranje/groen/groen: 66–100 %
Oranje/groen:
33– 66 %
Oranje:
10 –33 %
Oranje knipperend:
<10 %
Bediening
Eerste installatie van het optische systeem
Verwijder de beschermende stofkap (16) en leg deze opzij om hen na
het onderzoek weer aan te brengen. Ontgrendel de instellingshendel
(5) zodat de optische eenheid (13) vrij kan bewegen. Plaats het instru-
ment op uw hoofd en stel respectievelijk de hoogte en de omtrek
in door middel van de breedte-instelling (1) en hoogte-instelling (2)
totdat een aangename pasvorm is bereikt. Het achterste gedeelte
van de hoofdband kan naar persoonlijke voorkeur worden aangepast.
Stel de optische eenheid (13) in op een stand die zo dicht mogelijk
bij uw ogen en in het midden van uw gezicht ligt en zet hem dan in
deze stand vast met behulp van de verstellingshendel (5). Stel de
oculairs (19) horizontaal af op uw eigen persoonlijke pupilafstand.
De oorspronkelijk gemonteerde oculairs (19) bevatten +2D lenzen
die kunnen worden vervangen door neutrale lenzen (0D). Schakel het
licht in door de lichtsterkteregeling (6) rechtsom te draaien. U moet
nu zien dat de lichtvlek gecentreerd is in uw blikveld op een afstand
van ongeveer 40 cm. U moet nu in staat zijn om een object ter grootte
van een potlood over deze afstand scherp waar te nemen. Als u het
object niet scherp ziet, moet u eventueel de afstand tot het voorwerp
aanpassen. U kunt ook proberen de aanvankelijk gemonteerde
oculairs (+2D lenzen) (19) te vervangen door de oculairs met neutrale
lenzen (0D). Meer details over het verwisselen van de oculairs (19)
vindt u in het hoofdstuk „Onderhoud". Als het lichtpunt niet gecentreerd
is, kunt u het verticaal aanpassen door de hoogte-instelling van de
verlichting (15) te draaien en horizontaal door het hele instrument
iets naar de gewenste kant te draaien. Als de uitlijning niet goed is,
herhaalt u de bovenstaande stappen. De juiste instelling van de
oculairs (19) passend bij uw eigen persoonlijke pupilafstand is vooral
belangrijk bij het onderzoek met kleine pupillen. Elke gebruiker moet
de instelling aanpassen aan zijn of haar eigen persoonlijke pupilafstand.
28/52
Instellen van de helderheid
Pas de helderheid aan met behulp van de lichtsterkteregeling (6).
Om de helderheid te vergroten draait u de lichtsterkteregeling (6)
rechtsom. Als u de aanslag hebt bereikt, werkt u met de hoogste
helderheid in de standaardmodus.
Als u de lichtsterkteregeling (6) verder rechtsom draait voorbij de
aanslag, schakelt u over naar de instelling visionBOOST. Bij het
bereiken van de eindstop werkt u met de hoogste helderheid in de
visionBOOST.
Om de helderheid te verlagen of het hulpmiddel uit te schakelen,
draait u de lichtsterkteregeling (6) linksom. Wanneer de eindstop is
bereikt, wordt het apparaat uitgeschakeld.
Het wordt aanbevolen om te beginnen met de laagst mogelijke
helderheid en dan te verhogen zoals vereist voor het onderzoek.
De visionBOOST kan worden gebruikt voor het onderzoek van
patiënten met mediale opaciteiten, bijv. staar.
Hendel lensopening (14)
Met behulp van de hendel voor de lensopening (14) kunnen drie
verschillende diafragma's en een diffusoropening worden gekozen.
De keuze van de lensopening hangt vooral af van de grootte van de
pupil van de patiënt. De diffusor is nuttig voor het onderzoek van de
periferie.
Filterkeuzehendel (18)
Naast de optie zonder filter kan met de filterkeuzehendel (18) een
storingsvrij filter zonder rood, een blauwfilter of een geelfilter worden
gekozen. Ze worden in de lichtbundel geschakeld.
Het storingsvrije filter zonder rood kan worden gebruikt om
veranderingen van het netvlies te bekijken (bijv. nieuwe vaten of
defecten in de netvliesvezellaag) en benadrukt witachtige gedeelten
van het netvlies, indien aanwezig.
Het blauwfilter kan gebruikt worden voor fluoresceïne-angioscopie.
Het geelfilter kan worden gebruikt om het ongemak voor de patiënt
en het fotochemische risico te verlagen door de reductie van blauw
licht.
Stereoscopische instellingshendel (17)
Deze functie zorgt voor de best mogelijke stereopsis voor elke
pupilgrootte en vanuit elke mogelijke observatiehoek (bijv. perifeer
zicht). Bij het onderzoeken van een verwijde pupil wordt aanbevolen
om de stereoscopische instellingshendel (17) in de voorwaartse
positie te zetten. Bij het onderzoeken van de periferie van het oog
of bij niet-verwijde pupillen is het raadzaam om de stereoscopische
instellingshendel (17) naar opzij te draaien (naar links). De stereo-
scopische instellingshendel (17) kan overal tussen deze twee
standen worden gezet om in elke mogelijke situatie het optimale
3-dimensionale beeld te selecteren. De lichtbundel kan verticaal
worden ingesteld met de hoogte-instelling van de verlichting (15).
Gebruik van de flip-up functie
Tijdens het dragen van het instrument kan de optische eenheid (13)
omhoog worden geklapt in de ruststand. Om de optische eenheid
(13) weer in de werkpositie te brengen, klapt u hem gewoon weer
omlaag. Het is dan niet nodig om het instrument opnieuw in te
stellen.
Co-observatie (TM)
Het beschikbare opzetstuk voor co-observatie kan in plaats van de
stofkap (16) aan de optische eenheid (13) worden bevestigd.
Om het onderzoek van de hoofdwaarnemer te kunnen volgen, staat
de secundaire waarnemer naast de hoofdwaarnemer en kijkt van
opzij in de TM die aan het hulpmiddel is bevestigd. De waarnemings-
straal wordt gesplitst door de spiegel, waardoor de helderheid van
het beeld voor zowel de hoofd- als de secundaire waarnemer
ongeveer wordt gehalveerd.
De TM is alleen bedoeld voor opleidingsdoeleinden.
Hygiënische opwerking
De instructie is verkrijgbaar:
- via de internetlink www.heine.com
- als papieren versie die op aanvraag bij het contactadres wordt
toegestuurd
MED 234766 2022-01-20

Publicité

Table des Matières
loading

Ce manuel est également adapté pour:

Omega 600 wired

Table des Matières