ATLAS D SI UNIT
Draai voor het regelen van de luchttoevoer aan de schroef C (fig. 28), na eerst de moer
D iets losgedraaid te hebben. Na het afstellen de moer D weer vastdraaien.
fig. 28 - Afstellen brander
Plaats elektroden - deflector
Nadat de sproeier gemonteerd is, moet worden gecontroleerd of de elektroden en de de-
flector correct geplaatst zijn volgens de hieronder aangegeven maten. Het is wenselijk
de maten telkens opnieuw te controleren nadat er een ingreep op de kop gepleegd is.
3
L
1
fig. 29 - Plaats elektroden - deflector
4.2 Inwerkingstelling
B
Controles die uitgevoerd moeten worden bij de eerste ontsteking en naar aan-
leiding van alle onderhoudswerkzaamheden die afsluiting van de installaties
met zich meebrengen, of na een ingreep op de veiligheidsinrichtingen of delen
van de verwarmingsketel:
Alvorens de verwarmingsketel te ontsteken
•
Zet eventuele afsluitkleppen tussen verwarmingsketel en installaties open.
•
Controleer of het brandstofsysteem lekdicht is.
•
Controleer of het expansievat goed voorbelast is
•
Vul de hydraulische installatie en zorg ervoor dat de verwarmingsketel en de instal-
latie volledig ontlucht zijn door de ontluchtingsklep op de verwarmingsketel en de
eventuele ontluchtingskleppen op de installatie te openen.
•
Controleer of er geen waterlekken in de installatie, de circuits van het sanitaire wa-
ter, de verbindingen of de verwarmingsketel zitten.
•
Controleer of de elektrische installatie goed is aangesloten en de aarding naar
behoren is uitgevoerd.
•
Controleer of er zich in de buurt van de verwarmingsketel geen ontvlambare vloei-
stoffen of materialen bevinden.
•
Monteer de manometer en de vacuümmeter op de branderpomp (deze moeten wor-
den verwijderd na de inwerkingstelling)
•
open de afsluiters langs de olieleiding
Aanzetten
VE
P
VE
P
fig. 30 - Aanzetten
All manuals and user guides at all-guides.com
A
Bij het sluiten van de thermostaatlijn begint de brandermotor samen met de pomp te
draaien: alle aangezogen olie wordt naar de retourleiding gestuurd. Tevens werken de
branderventilator en de ontstekingstransformator, d.w.z. dat de volgende fasen plaat-
svinden:
•
•
•
B
Na afloop van het voorspoelen opent de apparatuur de elektromagnetische klep: de olie
bereikt de sproeier, vanwaar hij zeer fijn verstoven naar buiten komt.
Het contact met de ontlading tussen de elektroden zorgt ervoor dat er een vlam ontstaat.
Tegelijkertijd vangt de veiligheidstijd aan.
Cyclus van het apparaat
R-SB-W Thermostaten/Drukschakelaars
M
Z
BV
FR
A'
A
B
C
H
t1
TSA
t3
t3n
tw
Controles tijdens de werking
•
•
•
•
•
•
•
•
•
4.3 Onderhoud
Periodiek onderhoud
Met het oog op langdurige goede werking van het apparaat moet het jaarlijks door
G
gekwalificeerd personeel op de volgende punten gecontroleerd worden:
•
•
•
•
•
•
•
G
•
cod. 3541I070 - Rev. 04 - 04/2018
voor-ventilatie van de vuurhaard.
voorspoelen van een deel van het oliecircuit.
voor-ontsteking, met ontlading tussen de elektrodenpunten.
t1
t3
TSA
fig. 31 - Cyclus van het apparaat
Brandermotor
Ontstekingstransformator
Magneetklep
Fotoweerstand
Aanvang inschakelen met voorverwarmer
Aanvang inschakelen zonder voorverwarmer
Vlam aanwezig
Normale werking
Stop voor afstellen (TA-TC)
Tijd voor-ventilatie
Veiligheidstijd
Tijd voorontsteking
Tijd na-ontsteking
Voorverwarmingstijd
Signalen bij uitgang apparaat
Vereiste signalen bij ingang
Schakel het apparaat in zoals beschreven in sez. 2.3.
Controleer de lekdichtheid van het brandstofcircuit en van de waterinstallaties.
Controleer de doeltreffendheid van de afvoerleiding en de rookgas-luchtpijpen
tijdens de werking van de verwarmingsketel.
Controleer of de watercirculatie tussen de verwarmingsketel en de installaties cor-
rect verloopt.
Controleer of de ontsteking van de verwarmingsketel correct werkt door hem ver-
schillende malen te ontsteken en weer uit te zetten door middel van de omgeving-
sthermostaat of de afstandsbediening.
Controleer of de deuren van brander en brandstofkamer hermetisch sluiten.
Controleer of de brander naar behoren werkt.
Voer brandstofanalyse uit (met de verwarmingsketel in stabiele toestand) en contro-
leer of het gehalte aan CO
in de rookgassen tussen 11% en 12% ligt.
2
Controleer de correcte programmering van de parameters en programmeer het ap-
paraat naar gelang de persoonlijke behoeften (compensatiecurve, vermogen, tem-
peratuur e.d.).
De besturings- en veiligheidsinrichtingen moeten correct functioneren
Het circuit voor rookafvoer moet optimaal functioneren.
Controleer of de brandstoftoevoer- en -afvoerleidingen niet verstopt of beschadigd
zijn.
Reinig het filter van de brandstofaanzuigleiding.
Bepaal het juiste brandstofverbruik
Reinig de verbrandingskop bij de brandstofuitgang, op de wervelschijf.
Laat de brander gedurende ongeveer 10 minuten op volle kracht werken en analy-
seer daarna het verbrandingsproces als volgt:
-
De juiste afstelling van alle elementen, die in deze handleiding vermeld staan
-
Temperatuur van de rook in de afvoerleiding
-
Percentage CO2
De lucht-rookgaspijpen en het eindstuk moeten vrij zijn van obstakels en geen
lekken hebben
t3n
NL
79