4
Monteren
4.1
Montage van de armaturen
Afdichting aan de kleppenbehuizing en terugslagklep
indien nodig invetten.
Kleppenbehuizing vastklemmen.
(Zorgen dat beide klemmetjes gelijktijdig in de vergrende-
ling vallen.)
Controleren of de draaisluiting is vergrendeld.
Snelsluiting omhoog kantelen.
4.2
Installatie plaatsen
Het reservoir moet horizontaal op een schone onder-
grond worden uitgelijnd.
Als alternatief kan het reservoir ook met tapeinden (max.
M10), die in de ogen van de reservoirrand worden inge-
voerd, worden vastgezet.
De pakking met geprofileerde lippen moet in de daarvoor
aangebrachte gleuf van het reservoir worden geplaatst.
De hoogte van de geplande bovenkant van de bodem
bepalen, waarbij moet worden gecontroleerd of de mon-
tage van een extra verlengstuk noodzakelijk is.
Het opzetstuk is in hoogte verstelbaar. Er moet echter
rekening worden gehouden met de minimale insteek-
diepte (47 mm) van het opzetstuk. Optioneel kan het
opzetstuk worden ingekort.
Het opzetstuk en de afdekplaat bij wijze van proef monte-
ren.
De afdekplaat dient tijdens de bouwfase tegelijkertijd als
bescherming.
Om de demontage van het opzetstuk te vergemakkelij-
ken, kan de profielafdichting achteraf worden ingevet.
72 / 104
Opvoerinstallatie / Inbouw- en bedieningshandleiding
016-059