32. Dompel het gereedschap niet onder in een
waterplas.
33. Wanneer natte bladeren of vuil blijft kleven aan
de aanzuigmond (ventilatieopening) als gevolg
van de regen, verwijdert u deze.
34. Gebruik het gereedschap niet in de sneeuw.
35. Als het maaisel nat is, hoopt het zich waar-
schijnlijk op aan de binnenkant van het
gereedschap. Controleer regelmatig de staat
van het gereedschap en verwijder zo nodig het
aanklevende gras.
36. Let bij het gebruik van het gereedschap op
leidingen en kabels.
37. Gebruik geen bekabelde voeding, zoals een
accuadapter of draagbare voedingseenheid
met dit gereedschap. De kabel van een derge-
lijke voeding kan het gebruik hinderen waardoor
persoonlijk letsel wordt veroorzaakt.
Onderhoud en opslag
1.
Vervang alle versleten of beschadigde onder-
delen, voor uw veiligheid. Gebruik uitslui-
tend originele vervangingsonderdelen en
accessoires.
2.
Inspecteer en onderhoud de grasmaaier
regelmatig.
3.
Indien niet in gebruik, bewaart u de grasmaaier
buiten bereik van kinderen.
4.
Zorg dat alle moeren, bouten en schroeven
stevig zijn aangedraaid, om het gereedschap
veilig te kunnen gebruiken.
5.
Controleer veelvuldig de grasmand op slijtage
en beschadigingen. Voor de opslag, verzekert
u uzelf ervan dat de grasmand leeg is. Vervang
een versleten grasmand uit veiligheidsover-
wegingen altijd door een origineel, nieuw
vervangingsonderdeel.
6.
Gebruik uitsluitend de in deze handleiding
door de fabrikant voorgeschreven snijbladen.
7.
Wees uiterst voorzichtig tijdens het bijstellen
van de grasmaaier om te voorkomen dat uw
vingers bekneld raken tussen het draaiende
snijblad en de vaste delen van de grasmaaier.
8.
Controleer veelvuldig of de snijbladbevesti-
gingsbout stevig vast zit.
9.
Laat de grasmaaier altijd eerst afkoelen voor-
dat u hem opbergt.
10. Onthoud goed bij onderhoud aan de snijbla-
den dat ook als de stroom is uitgeschakeld, de
snijbladen nog wel kunnen bewegen.
11.
Haal de veiligheidsvoorzieningen niet uit
elkaar en knoei er niet aan. Controleer regel-
matig of ze correct werken. Doe nooit iets dat
de beoogde werking van een veiligheidsvoor-
ziening hindert of de bescherming die een
veiligheidsvoorziening biedt vermindert.
12. Laat het gereedschap niet onbeheerd buiten in
de regen staan.
13. Was het gereedschap niet met water onder
hoge druk.
14. Als u het gereedschap wast, verwijdert u de
accu en contactsleutel en sluit u het accu-
deksel, en giet u water op de onderkant van
het gereedschap waaraan het snijblad is
bevestigd.
15. Wanneer u de machine opbergt, vermijdt u
direct zonlicht en regen, en bergt u het op een
plaats op die niet heet of vochtig wordt.
16. Voer inspectie en onderhoud uit op een plaats
waar regen kan worden vermeden.
17. Nadat u het gereedschap hebt gebruikt, ver-
wijdert u het aanklevende vuil en laat u het
gereedschap volledig drogen voordat u hem
opbergt. Afhankelijk van het seizoen of gebied,
bestaat de kans op een storing als gevolg van
bevriezing.
Gebruik en verzorging van gereedschap dat op een
accu werkt
1.
Laad alleen op met de acculader aanbevolen
door de fabrikant. Een acculader die geschikt
is voor een bepaald type accu, kan brandgevaar
opleveren indien gebruikt met een ander type
accu.
2.
Gebruik elektrisch gereedschap uitsluitend
met de daarvoor bestemde accu. Gebruik van
andere accu's kan gevaar voor letsel of brandge-
vaar opleveren.
3.
Als de accu niet wordt gebruikt, houdt u deze
uit de buurt van metalen voorwerpen, zoals
paperclips, muntgeld, sleutels, spijkers,
schroeven en andere kleine metalen voorwer-
pen die een kortsluiting kunnen veroorzaken
tussen de accupolen. Kortsluiting tussen de
accupolen kan leiden tot brandwonden of brand.
4.
Onder zware gebruiksomstandigheden kan
vloeistof uit de accu komen. Voorkom aanra-
king! Als u er per ongeluk mee in aanraking
komt, spoelt u het er met water af. Als de vloei-
stof in uw ogen komt, raadpleegt u tevens een
arts. Vloeistof uit de accu kan irritatie en brand-
wonden veroorzaken.
5.
Gebruik geen accu of gereedschap dat
beschadigd of gewijzigd is. Beschadigde of
gewijzigde accu's kunnen onvoorspelbaar gedrag
vertonen dat kan leiden tot brand, explosie of
gevaar van letsel.
Stel een accu of gereedschap niet bloot
6.
aan vuur of buitensporige temperaturen.
Blootstelling aan vuur of temperaturen hoger dan
130 °C kunnen een explosie veroorzaken.
7.
Volg alle oplaadinstructies en laad de accu
of het gereedschap niet op buiten het tem-
peratuurbereik opgegeven in de instructies.
Verkeerd opladen of bij een temperatuur buiten
het opgegeven bereik kan de accu beschadigen
en de kans op brand vergroten.
Elektrische veiligheid en accu
1.
Werp de accu('s) niet in een vuur. De accu kan
exploderen. Raadpleeg de lokale regelgeving voor
mogelijke speciale verwerkingsvereisten.
Open of vervorm de accu('s) niet. Het elektrolyt
2.
is agressief en kan letsel toebrengen aan de ogen
en huid. Het kan giftig zijn bij inslikken.
3.
Laad de accu niet op in de regen of op een
natte plaats.
4.
Laad de accu niet buitenshuis op.
Raak de lader, inclusief de stekker en de con-
5.
tacten van de lader, niet met natte handen aan.
6.
Vervang de accu niet in de regen.
67 NEDERLANDS