310-0190X
Lees de volledige handleiding vóór installatie en ingebruikname.
1. BESCHRIJVING
De universele inbouwdraaiknopdimmer plus 5 – 325 W is geschikt om resistieve, inductieve en capacitieve
belastingen alsook dimbare halogeen-, led- en spaarlampen (CFLi) te dimmen. Dit toestel is niet geschikt voor
motorsturing.
De dimmer kan met of zonder geheugen worden gebruikt en is voorzien van een automatische detectie in geval
van een foutconditie (overbelasting, kortsluiting, ...).
De centraalplaat met regelknop en de afdekplaat moeten afzonderlijk worden besteld.
Om de verlichting te dimmen vanop een andere locatie, moet je een draaiknopextensie gebruiken in plaats van
een NO-drukknop. Je kunt tot vijf extra draaiknopextensies (310-0200x) aansluiten op deze dimmer. Ook de
draaiknopextensie moet afzonderlijk worden besteld. Raadpleeg de handleiding van de draaiknopextensie voor
meer informatie over dit product.
2. MONTAGE
Gevaar: Installeer de dimmer niet onder spanning. Sluit het toestel pas na volledige installatie (inclusief centraalplaat
en afdekplaat) aan op de netspanning.
Tip: Gebruik geen gemengde belastingen op één dimmer.
Tip: Installeer de dimmer in een omgeving met een niet-condenserende luchtvochtigheid (30 – 70 %).
1. Sluit de dimmer en de belasting(en) aan volgens onderstaand aansluitschema, afhankelijk van het aantal
bedieningspunten:
1 bedieningspunt
1 bedieningspunt
230Vac-belasting
transformator 12 V
N
N
230 Vac
230 Vac
L
L
meerdere bedieningspunten (*)
max. 5x 310-0200X
N
230 Vac
L
(*) Verbind de drie aansluitklemmen (N, L, 1) van de dimmer met de gelijknamige aansluitklemmen van de
draaiknopextensie.
2. Monteer de dimmer in een inbouwdoos met een inbouwdiepte van minimaal 40 mm.
3. Bevestig alle onderdelen zoals hieronder afgebeeld:
3. INSTELLINGEN
3.1. Dimmer instellen volgens type lamp
Stel de eerste drie dipswitches achter de regelknop manueel in volgens het type lamp dat je wilt dimmen.
Raadpleeg onderstaand schema voor de juiste instelling van de dipswitches per lamptype.
NL
nv Niko sa
12 V
Industriepark West 40, BE-9100 Sint-Niklaas, Belgium — tel. +32 3 778 90 00 — fax +32 3 777 71 20 — e-mail: support@niko.be — www.niko.eu
Gloeilamp – faseafsnijding
Halogeenlamp met elektronische transformator – faseafsnijding
Halogeenlamp met gewikkelde transformator – faseaansnijding
led 1
Dimbare ledlamp – faseafsnijding
led 2
Dimbare ledlamp – faseaansnijding
CFLi1
Dimbare spaarlamp – faseafsnijding (*)
CFLi2
Dimbare spaarlamp – faseaansnijding (*)
led 3
Dimbare ledlamp – faseafsnijding (*)
led 4
Dimbare ledlamp – faseaansnijding (*)
(*) Deze lampprofielen zijn uitgerust met een boostfunctie. Dit betekent dat de lamp bij het aanschakelen kort fel
zal branden alvorens over te gaan naar het gewenste dimniveau (indien de geheugenfunctie geactiveerd is).
3.2. Profiel selecteren voor ledlampen
Om het juiste profiel te selecteren voor de geplaatste ledlampen, ga je als volgt te werk:
1. Probeer achtereenvolgens de profielen led 1 en led 2.
Als een van deze profielen naar behoren werkt, ga je verder naar § 3.3.
2. In het andere geval probeer je achtereenvolgens de profielen Gloeilamp of Halogeenlamp met elektronische
transformator. Als een van deze profielen naar behoren werkt, ga je verder naar § 3.3.
3. In het andere geval wijst dit erop dat de geplaatste ledlampen vrij veel energie nodig hebben om te kunnen
opstarten. Kies daarom voor het profiel led 3 of led 4. Deze profielen bevatten immers een boostfunctie die
ervoor zorgt dat de lampen bij het aanschakelen genoeg energie krijgen alvorens over te gaan naar het
gewenste dimniveau (indien de geheugenfunctie geactiveerd is).
We geven hieronder een voorbeeld van de voor- en nadelen van de laatste twee opties:
Profiel
Gloeilamp of halogeenlamp met
elektronische transformator
Voordelen
De lamp gaat niet kort fel branden na het
aanschakelen
Nadelen
• De lamp kan niet tot op haar
minimumniveau gedimd worden
• In bepaalde gevallen is het verschil in
lichtoutput dat je kan bereiken, beperkt
Schakel de dimmer uit en aan na het instellen van het minimumniveau. Brandt de lamp niet (bij geactiveerde
geheugenfunctie), selecteer dan een lampprofiel met boostfunctie (CFLi1, CFLi2, led 3 of led 4), zie § 3.1.
3.3. De minimale lichtsterkte instellen
Om het (optimale) maximumbereik van elke lamp te bereiken, kan het minimumniveau bijgesteld worden.
Actie
Controle
Dimmen tot
Brandt op
minimumniveau
minimaal
niveau
Brandt nog
te fel
Brandt niet
of flikkert
MIN
MAX
OF
4. WERKING EN GEBRUIK
4.1. Toegelaten belastingen
Volgende tabel geeft een overzicht van de maximale belasting die toegelaten is per lamptype bij een
omgevingstemperatuur van 35 °C.
type lamp
HAL. 230 V
HAL. 230 V
max.
325 W
325 W
min.
5 W
5 W
4.2. Normale werking
Deze dimmer werkt volgens het principe van faseaansnijding of faseafsnijding, afhankelijk van de instelling (zie § 3.1.).
Gebruik van de regelknop
Resultaat
drukken
Je schakelt het licht aan of uit.
draaien
Je regelt de lichtsterkte. Zodra je de maximale lichtsterkte bereikt
hebt, blijft het dimniveau onveranderd.
snel draaien
Je zorgt voor een snelle daling of stijging van de lichtsterkte.
traag draaien
Je stelt de lichtsterkte preciezer af.
led 3 of led 4
De lamp kan tot op haar minimumniveau
gedimd worden
De lamp gaat kort fel branden na het
aanschakelen indien er een lagere
dimstand gekozen werd
Conclusie
Actie
Controle
Minimaal
/
dimniveau OK
Minimaal
dimniveau te hoog
Minimaal
dimniveau te laag
dimbare
dimbare
HAL. 12 - 24 V
spaarlamp
ledlamp
(max. 10)
(max. 10)
325 W
200 W
200 W
20 W
5 W
PM310-0190XR16015
5 W