NL
Led's
Acculaadtoestand
Groen
Accu is voor minder dan 50% ge-
(11/4)
laden.
Rood (11/5) Accu is volledig ontladen of accu
is oververhit/onderkoeld.
5.3
Accu plaatsen en verwijderen (12)
LET OP!
Beschadigingsgevaar van de accu
Als de accu na gebruik in het apparaat
blijft zitten kan dit een beschadiging van
de accu veroorzaken.
■
Trek de accu direct na gebruik uit
het apparaat en bewaar hem be-
schermd tegen vorst.
■
Plaats de accu pas weer voor het
begin van de werking.
Accu plaatsen
1. Afdekking (12/1) van de accuschacht open-
klappen.
2. Accu (12/2) langs boven in de accu-uitspa-
ring (12/3) schuiven, tot hij vastklikt.
3. Afdekking van de accuschacht sluiten
Accu uittrekken
1. Ontgrendelingsknop (12/4) op de accu in-
drukken en vasthouden.
2. Accu eruit trekken.
5.4
Voeding in- en uitschakelen (13)
Met de sleutelschakelaar aan de accuschacht
kan de voeding van het hele apparaat in- en uit-
geschakeld worden.
WAARSCHUWING!
Risico op letsel
Het onbedoeld inschakelen van het ap-
paraat kan tot ernstig letsel leiden.
■
Met de sleutelschakelaar moet voor
onderhoudswerkzaamheden of
werkpauzes altijd de voeding van
het apparaat uitgeschakeld worden.
Voeding inschakelen
1. Afdekking (13/1) van de accuschacht open-
klappen.
2. Sleutelschakelaar (13/2) naar rechts op On
(pos. I) zetten (13/a). Daardoor wordt het ap-
paraat van bedrijfsspanning voorzien, begint
echter nog niet te werken.
46
3. Afdekking van de accuschacht dichtklappen.
4. Apparaat inschakelen: zie Hoofdstuk 6.2 "Ap-
paraat in- en uitschakelen (16)", pagina 47.
Voeding uitschakelen
1. Sleutelschakelaar (13/2) naar links op Off
(pos. 0) zetten (13/b).
OPMERKING
De sleutel van de sleutelschakelaar kan
op de Off-stand uitgenomen worden.
2. Trek de accu direct na gebruik uit het appa-
raat en bewaar hem beschermd tegen vorst.
Plaats de accu pas weer voor het volgende
gebruik in het apparaat.
6 BEDIENING
6.1
Werpvoorziening en -afstand instellen
(14, 15)
WAARSCHUWING!
Uitslingerende voorwerpen!
Gevaar voor letsel en materiële schade
door uitgeslingerde voorwerpen!
■
Draai het uitwerpkanaal nooit in de
richting van personen, dieren, ra-
men, auto´s of deuren.
Werprichting instellen
1. Zet met de sterhandgreep (14/1) de vastge-
zette verstelslinger (14/2) los.
2. Zet het uitwerpkanaal (14/3) in door de ver-
stelslinger in de gewenste richting te zetten
(14/a).
3. Met de sterbout (14/1) de verstelslinger
(14/2) vastzetten om te voorkomen dat het
uitwerpkanaal onbedoeld kan draaien.
Werpafstand instellen
1. Zet met de sterbout (15/1) de vastgezette
sneeuwafwijzer (15/2) los.
2. Sneeuwafwijzer omhoog of omlaag bewegen
(15/a):
■
Werpafstand vergroten: Sneeuwafwijzer
omhoog.
■
Werpafstand verkleinen: Sneeuwafwijzer
omlaag.
3. De sneeuwafwijzer met de sterbouten (15/3)
vastzetten.
Bediening
ST 4048