1.
Zet de AAN/UIT-schakelaar in de AAN-stand
(Afbeelding 9, pos. 2).
2.
Druk op de AAN/UIT-knop op het
bedieningspaneel (Afbeelding 9, pos. 4) of op
de afstandsbediening (Afbeelding 9, pos. 1).
3.
De AAN/UIT-indicator (Afbeelding 9, pos. 3)
gaat aan.
Ventilatormodus
1.
Druk op de knop voor de ventilatorsnelheid op het bedieningspaneel of de
afstandsbediening tot de gewenste ventilatorsnelheid is bereikt:
•
niveau 1: ventilatorindicator en niveau 1-indicator lichten op;
•
niveau 2: ventilatorindicator en niveau 2-indicator lichten op;
•
niveau 3: ventilatorindicator en niveau 3-indicator lichten op;
•
niveau 4: ventilatorindicator en niveau 4-indicator lichten op.
2.
Het indicatielampje wordt blauw.
3.
Het led-display geeft de huidige temperatuur aan.
Verwarmingsmodus
De verwarmingsmodus werkt alleen op niveau 2 van de ventilatorsnelheid.
1.
Druk op de warmteniveauknop op het bedieningspaneel of de afstandsbediening tot het
gewenste verwarmingsniveau is bereikt:
•
niveau 1: indicatielampje van lage warmte licht op, P1 verschijnt op het display;
•
niveau 2: indicatielampje van hoge warmte licht op, P2 verschijnt op het display.
2.
Het indicatielampje wordt rood.
3.
Het led-display geeft de huidige temperatuur aan.
Temperatuurmodus
1.
Druk op de warmteniveauknop op het bedieningspaneel of de afstandsbediening.
2.
Gebruik de plus- of min-knop om de gewenste temperatuur in te stellen (van 10°C tot
35°C).
3.
Het apparaat past de instellingen automatisch aan om de ingestelde temperatuur te
bereiken.
4.
Het indicatielampje wordt:
•
rood, terwijl de verwarming aanstaat;
•
blauw, als de gewenste temperatuur is bereikt.
5.
Het led-display geeft de huidige temperatuur aan.
Afbeelding 9
9