INSTRUCTIES VOOR
WANDMONTAGE
WAARSCHUWINGEN
VOOR DE INSTALLATIE
Het apparaat is ontworpen voor wandmontage.
Controleren of tijdens het transport en de ver-
plaatsing alle onderdelen heel gebleven zijn en
niet door stoten beschadigd zijn.
In geval van beschadigingen die op het pro-
duct zichtbaar zijn, het product niet installeren.
LET OP
Tijdens het boren in de muur moet u
zorgen dat bestaande elektrische kabels
of leidingen niet beschadigd worden.
Bepaal een geschikte wand, let erop om elektri-
sche bedrading of bestaande leidingen niet te
beschadigen en ga als volgt te werk:
- Draai de 6 schroeven op de behuizing van de
regelaar vast (fi g. 1)
- Verwijder de klep (fi g. 2)
- Plaats de behuizing van de regelaar op de
wand en markeer de 4 montagegaten (5
mm) (fi g. 3)
- De 4 montagegaten boren
- De behuizing van de regelaar met de
meegeleverde
pluggen
bevestigen.
- Het wordt aanbevolen om een kabelgoot
(fi g. 3 bis) (die na de installatie alle
kabels zal bedekken) in de buurt van de
kabeldoorgangen van de behuizing te
plaatsen. Optimale diepte van de kabelgoot
= 60 mm.
Voorafgaand
aan
installatie
op de kabelgoot op de plaats van
de
kabeldoorgangen
gaten
worden om het inbrengen van de kabels
te vergemakkelijken en deze met de
kabelklemmen te blokkeren. (fi g. 4).
- Nadat alle kabels aangesloten zijn, de klep
optillen en met 6 schroeven bevestigen,
zodat het de borstelstrip zich aan de
binnenkant van de behuizing van de regelaar
bevindt.
- Ga
nu
verder
met
en
parameterbepaling
de
verwarmingscircuits
warmwaterproductie op basis van de
parameterlijsten en de systeemvereisten.
LET OP
Voordat u ingrepen uitvoert moet u de ele-
ktrische voeding uitschakelen door middel
van de externe tweepolige schakelaar.
ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN
Voor een grotere veiligheid moet u de
elektrische
controleren door een vakkundige monteur.
De fabrikant is niet aansprakelijk voor eventuele
schade veroorzaakt door afwezigheid van een
aardaansluiting of vanwege problemen in de
elektrische voeding. Controleer of de installatie
geschikt is voor het maximale vermogen
dat door de module wordt opgenomen,
aangegeven op het typeplaatje. Controleer dat
de doorsnede van de kabels voldoende is, in
ieder geval niet minder dan 1,5 mm
De correcte aansluiting op een deugdelijk
aardsysteem is essentieel om de veiligheid van
het toestel te kunnen garanderen.
De voedingskabel moet worden aangesloten
op een lichtnet van 230V-50Hz. De polen L-N
zoals ook de aardleiding moeten worden
gerespecteerd.
Belangrijk!
De verbinding op het lichtnet moet met een
vaste aansluiting worden uitgevoerd (niet met
een losse stekker) en voorzien worden van een
tweepolige schakelaar met openingsafstand
tussen de contacten van tenminste 3 mm.
en
schroeven
moeten
geboord
inbedrijfstelling
van
en
de
installatie
zorgvuldig
laten
2
.
H05 V2V2-F
Afb.1
Afb. 2
Afb. 3
Afb. 4
BE
a
63