Elektrische aansluiting
De kookplaten met driepolige voedingskabel zijn
geschikt voor werking met de wisselstroom, de
spanning en de frequentie die zijn aangegeven op
het typeplaatje (aan de onderzijde van de
kookplaat). De aarding van de kabel wordt
aangegeven door de kleuren geel-groen. Als het
fornuis wordt geïnstalleerd boven een inbouwoven
moeten de elektrische aansluitingen van fornuis en
oven apart worden uitgevoerd, zowel voor
veiligheidsredenen als voor het eventueel
makkelijker verwijderen van de oven.
Het aansluiten van de voedingskabel aan het
elektrische net
Gebruik voor de voedingskabel een stekker die
genormaliseerd is voor de lading aangegeven op het
typeplaatje.
Wanneer het apparaat rechtstreeks op het
elektriciteitsnet wordt aangesloten moet u tussen het
apparaat en het net een meerpolige schakelaar
aanbrengen met een afstand tussen de contacten
van minstens 3 mm, aangepast aan het elektrische
vermogen en voldoend aan de geldende normen (de
aarding mag niet worden onderbroken door de
schakelaar). De voedingskabel moet zodanig
worden geplaatst dat hij nergens een temperatuur
bereikt van 50°C hoger dan de kamertemperatuur.
! De installateur is verantwoordelijk voor de correcte
elektrische verbinding en het in acht nemen van de
geldende veiligheidsnormen.
Vóór het aansluiten moet u controleren dat:
• het stopcontact geaard is en voldoet aan de
geldende normen
• het stopcontact in staat is het maximale
vermogen van het apparaat te dragen, zoals
aangegeven op het typeplaatje;
• de spanning zich bevindt tussen de waarden die
staan aangegeven op het typeplaatje;
• de contactdoos en de stekker van het apparaat
bij elkaar passen. Als dat niet zo is, dient u ofwel
de stekker ofwel de contactdoos te vervangen;
gebruik geen verlengsnoeren of dubbelstekkers.
! Wanneer het apparaat geïnstalleerd is, moeten de
snoer en het stopcontact makkelijk te bereiken zijn.
! De kabel mag niet worden gebogen of
samengedrukt.
! De kabel moet van tijd tot tijd worden
gecontroleerd en mag alleen door erkende monteurs
worden vervangen ( zie Service ).
! De fabrikant kan niet aansprakelijk worden gesteld
wanneer deze normen niet worden nageleefd.
Gasaansluiting
Het aansluiten van het apparaat aan de gasleiding
of aan de gasfles moet volgens de geldende
landelijke normen worden uitgevoerd (en
daaropvolgende wijzigingen), nadat u zich ervan
heeft verzekerd dat het apparaat is ingesteld op het
soort gas waarmee het zal worden voorzien. Is dit
niet het geval dan moeten de handelingen in de
paragraaf "Aanpassing aan de verschillende soorten
gas" worden uitgevoerd. Bij gebruik van vloeibaar
gas uit een gasfles gebruikt u drukregelaars die
voldoen aan de geldende landelijke normen en
daaropvolgende wijzigingen.
! Voor een veilig functioneren, juist gebruik van
energie en langere duurzaamheid van het apparaat
moet u zich ervan verzekeren dat de gasdruk
correspondeert met de waarden die zijn aangegeven
in tabel 1 "Kenmerken van de branders en
straalpijpjes".
Aansluiting met onbuigzame buis (koper of staal)
! De aansluiting aan de gasleiding moet zodanig
worden uitgevoerd dat geen enkele druk het
apparaat bezwaart. Op de aanvoertrechter van de
gasvoorziening van het apparaat bevindt zich een
richtbaar L-vormig verbindingsstuk dat door een
afdichting is verzekerd. Als het nodig is het
verbindingsstuk te draaien, vervang dan de
afdichting (bijgeleverd).
Op de voedingsstructuur van het apparaat bevindt
zich een "L"-vormig, richtbaar verbindingsstuk
waarvan de afdichting is verzekerd door een
pakking. Als het verbindingsstuk gedraaid moet
worden is het absoluut noodzakelijk de pakking te
vervangen (bij het apparaat geleverd). Het
verbindingsstuk waardoor het gas toegang krijgt tot
het fornuis is voorzien van schroefdraad: 1/2 gas
cilindrische schroefbout.
Aansluiting met een roestvrije stalen flexibele
buis aan een onafgebroken wand voorzien van
aanhechtingen met schroefdraad.
Het verbindingsstuk waardoor het gas toegang krijgt
tot het fornuis is voorzien van schroefdraad: 1/2 gas
cilindrische schroefbout.
De in werking stelling van deze buizen moet
zodanig worden bewerkstelligd dat hun lengte in
uitgerolde toestand niet meer dan 2000 mm is.
Nadat de aansluiting heeft plaatsgevonden moet u
controleren dat de flexibele metalen buis niet in
contact komt met de beweegbare delen of dat hij
gekneld raakt.
! Uitsluitend leidingen en afdichtingen gebruiken die
voldoen aan de geldende landelijke normen.
Controleren gasdichtheid
! Nadat het installeren heeft plaats gevonden moet
de gasdichtheid worden gecontroleerd met een
zeepoplossing en nooit met een vlam.
NL
NL
NL
NL
NL