PROBLEEM
Motor gaat niet aan.
Apparaat kan niet worden
voorgevuld.
Pomp bouwt druk op maar gaat
niet uit.
Spuitpistool spuugt bij indrukken
van trekker.
Verf lekt in smeerreservoir voor.
Pompcapaciteit laag.
NBVolg alĦjd de procedure voor drukafvoer voordat u met inspectie of reparaĦes begint. Probeert nooit inspecties of
reparaties uit te voeren als de stekker van het apparaat in het stopcontact is gestoken of als er druk op het apparaat staat.
MOGELIJKEOORZAAK
4.
Stekker niet in stopcontact gestoken.
5.
Druk te laag ingesteld.
6.
Stroomverbreker open.
5.
Inlaatslang los.
6.
InlaaǾilter verstopt.
7.
Inlaatkogel blijŌ hangen.
8.
Uitlaatkogel blijŌ hangen.
4.
Inlaatkogel of -ziO ng verstopt of
ingekeept.
5.
Uitlaatkogel of -ziO ng verstopt of
ingekeept.
6.
Drukafvoerklep lekt.
1.
Tip of filter verstopt.
2.
Kogel en ziŃing in spuitpistool
versleten.
2.
Bovenste pakking inspecteren.
4.
SpuiO p versleten.
5.
Onderste of bovenste kogel
versleten.
6.
Drukafvoerklep versleten.
18
OPLOSSING
4.
Stekker in stopcontact steken.
5.
Druk verhogen.
6.
Stroomverbreker controleren;
zo nodig terugzetten.
5.
O-ring controleren en
hevelslang aandraaien.
6.
InlaaǾilter controleren;
schoonmaken of vervangen.
7.
Hevelslang verwijderen en
inlaatkogel met potlood
bewegen.
8.
Hevelslang en behuizing
inlaatklep verwijderen en
uitlaatkogel met potlood
bewegen.
4.
Zo nodig schoonmaken of
vervangen.
5.
Zo nodig schoonmaken of
vervangen.
6.
Drukafvoerklep vervangen als
coating onder druk lekt.
1.
Filter en/of Ħp controleren en
schoonmaken. Zo nodig
vervangen.
2.
Tip en bescherming
verwijderen. Diffusor
losschroeven. Trekker bij
losschroeven ingedrukt
houden. Zo nodig vervangen.
4.
Zo nodig vervangen.
2.
Tip inspecteren door breedte
waaierpatroon te meten.
Vervangen indien versleten.
5.
Onderste en bovenste kogel
inspecteren. Vervangen indien
beschadigd of versleten.
6.
Als drukafvoerklep lekt Ħjdens
spuiten: schoonmaken of
vervangen.