Controleer de volgende elementen:
1. Dicht de hogedrukpoort van de drukregelaar met de
beschermkap of de duim af.
2. Neem het bijtstuk of de steekaansluiting in de mond en
houd de adem in, tot een onderdruk ontstaat. Houd de
adem kort in. De onderdruk moet in stand blijven. Herhaal
de dichtheidstest twee keer herhalen.
3. Adem meerdere keren krachtig uit door de ademautomaat.
Het uitademventiel moet gemakkelijk opengaan en mag
nietlosraken uit zijn houder.
6.3
Controles door degenen die voor de
toestellenverantwoordelijk zijn
6.3.1
Controles voorbereiden
Schroef de drukregelaar en de ademautomaat op een
cilinder.
Het ventiel van de cilinder is gesloten.
6.3.2
Lagedruk-dichtheid
Bevochtig het uitademventiel.
Genereer onderdruk.
De onderdruk van –7,5 mbar tot –8,5 mbar mag binnen
1 minuut max. 2,0 mbar wijzigen (stijgen).
6.3.3
Openingsdruk van de ademautomaat
Open de cilinderafsluiter.
Genereer onderdruk, het hevelventiel van de
ademautomaat moet openen tussen –7 mbar en
–0,5 mbar.
6.3.4
Openingsdruk van het uitademventiel
Genereer overdruk.
Het uitademventiel moet openen tussen de +0,5 mbar
en +3,0 mbar.
6.4
Controles
Bij gebruik van Dräger test- en controleapparattur, bijv. Dräger
Testor of Dräger Quaestor met SCUBA-versie, dienen de
bijbehorende servicehandboeken te worden geraadpleegd.
7
Opslag
Apparaat spanningsvrij, koel en droog opbergen,beschermd
tegen stof en vuil alsmede direct zonlicht en warmebronnen.
AANWIJZING
ISO 2230 of nationale richtlijnen in acht nemen.
8
Verwijdering als afval
Product conform de geldende voorschriften afvoeren.
nl
Opslag
85