4 ONEIGENLIJK GEBRUIK
De fabrikant kan in de volgende situaties niet aansprakelijk gesteld worden:
a
Bij oneigenlijk gebruik door niet opgeleid of nalatig personeel.
b
Bij gebruik, niet conform met de geldende normen.
c
Bij een niet correcte installatie.
d
Bij installatie zonder tank.
Bij installatie in zeer stoffige omgeving (cement, kiezel....).
e
f
Bij een niet correcte elektrische aansluiting.
g
Bij groot gebrek aan (voorzien) onderhoud.
h
Bij gebruik van niet originele reserveonderdelen.
i
Bij het niet naleven, volledig of gedeeltelijk, van de instructies.
j
Bij schade te wijten aan natuurlijke of buitengewone gebeurtenissen.
k
Bij forceren van de veiligheidskleppen.
l
Bij overschrijding van de max. bedrijfsdruk door forceren.
m Wanneer de compressor zonder de panelen en afschermingen in werking wordt gesteld.
5 GEVAARANALYSE
Hierna de veiligheidsinrichtingen voorzien in de ontwerpfase en advies voor de gebruiker om
gevaarlijke situaties te vermijden.
GEVAAR
Verplaatsingen....................................... Grondplaat toegerust voor vorken van een pallettruck of heftruck.
Elektrische aansluiting ........................... Geïntegreerde scheidingsschakelaar onder spanning AC 23.
Elektrisch schakelbord........................... Vastgeschroefd met opening voorzien van scheidingsschakelaar/
/deurvergrendeling.
Nood ...................................................... Geïntegreerde gele/rode scheidingsschakelaar.
Kortsluiting ............................................. Geïntegreerde lijnzekeringen.
Overbelasting van de motor .................. Thermomagnetische relais.
Elektrostatische stroom ......................... Filter van oliescheider met metalen doorgang.
Overtemperatuur compressor................ Thermostaat op 110 °C met stop.
Onvoldoende smering............................ Thermostaat op 110 °C voor "adiabaat" compressie.
Belaste start........................................... Vertraging van 10 sec. bij heropstarten.
Overdruk ................................................ Reglementaire veiligheidsklep.
Tegendruk.............................................. Terugslagklep.
Resterende druk .................................... Ontluchtingskraan en interne manometer.
Verkeerde draairichting.......................... Standaardbescherming gecontroleerd door RSF relais.
Max. omgevingstemperatuur > 40 °C ... Thermostaat op 110 °C.
Min. omgevingstemperatuur < 2 °C....... Zie advies voor het starten.
Recipiënten onder druk.......................... Gebouwd volgens de norm 2009/105/EG of andere geldende
normen.
Buigzame buizen ................................... Gebruik van buizen voor hoge druk (4/6 keer de bedrijfsdruk).
Gevaar van thermische aard ................. Waarschuwingsplaat in punten > 70 °C.
MAATREGEL
5-6