6) Kabel conform aansluitschema (zie achterzijde van het apparaat) op
de stekkers (bijartikel) klemmen en aansluiten op het apparaat.
- kabeldiameter: 0,5 . 2,5 mm², resp. AWG20-AWG14 (bij de
keuze van de kabeldiameters dienen de relevante bepalingen in
acht te worden genomen!)
7) Koelapparaat op elektriciteit aansluiten. (zie hoofstuk 8.4).
8.4
Elektrische aansluiting
Oppassen!
• Het koelaggregaat moet met een scheidingstransformator op
het net aangesloten worden. De scheidingsschakelaar voor
het aggregaat moet van een type zijn met een gespecificeerde
contactopening van 3 mm (in uitgeschakelde toestand).
• Een temperatuurregelaar op de voedingszijde van het koelag-
gregaat is niet toegestaan.
• De lijnbeveiligingsautomaat moet overeenkomen met de speci-
ficaties die op het typeplaatje vermeld zijn.
• De elektrische aansluiting en de eventuele werkzaamheden aan het
systeem mogen uitsluitend door vakmensen uitgevoerd worden.
Voedingsaansluiting (net):
De netspanning en de netfrequentie moeten overeenkomen met de
nominale waarden zoals die op het typeplaatje vermeld zijn.
• Het leggen van de aansluitleiding veronderstelt geen bijzondere
vereisten
Oppassen! Beschadiging van het koelaggregaat door
overspanning.
Betreft koelapparaten voor nominale spanning 400 V/440 V.
Optioneel kunnen enkele apparaten, afwijkend van de
standaard (400 V/440 V), aan een andere nominale span-
ning worden aangesloten (Spanningsbereik zie bijlage). De
toevoerleiding op de primaire zijde van de transformator
moet daarvoor omklemd worden.
Oppassen! Door een verkeerde draairichting kan het
koelaggregaat beschadigd worden.
Controleer voor de inbedrijfstelling van een draaistroomappa-
raat de draairichting van het draaiveld, om een vernietiging van
de compressor te verhinderen. De draairichting moet rechts
(met de wijzers van de klok) zijn.
9
Voorwaarden voor een juist gebruik
• De spanning mag niet meer dan ± 10 % van de gespecificeerde
spanning afwijken.
De frequentie mag niet meer dan ± 3 Hz van de gespecificeerde
waarde afwijken.
• De omgevingstemperatuur moet onder 55°C (opties: zie bijlage)
liggen.
• Het apparaat mag slechts gebruikt worden in omstandigheden waar
het in staat is om het gevraagde koelvermogen op te brengen.
• Er mag uitsluitend met het voorgeschreven koelmiddel gewerkt worden.
• Er mag uitsluitend van originele fabrieksonderdelen gebruik gemaakt
worden.
10 Inbedrijfstelling en functie
10.1
Algemeen
Het koelapparaat is met een elektronische besturing uitgerust. Met
behulp van een temperatuursensor wordt de temperatuur van de
085 408 164
aangezogen binnenlucht van de schakelkast vastgelegd. Met be-
hulp van een codeerschakelaar op de besturingsprintplaat kunnen
verschillende gewenste temperaturen van de schakelkast alsook
de bovenste grenstemperaturen ingesteld worden (zie bijlage). Bij
apparaten met multi controller gebeurt de instelling via een weerga-
ve- en bedieneenheid.
Het overschrijden van de grenstemperatuur leidt tot een storingsmel-
ding. Bij apparaten met comfort- of multi controller kan bovendien
een onderste grenstemperatuur bewaakt worden
Opgelet!
De omgevingstemperatuur en de temperatuur in de schakel-
kast moeten in overeenstemming zijn met de gespecificeerde
waarden op het merkblad.
Opgelet! Te lage warmte-afgifte aan de warmte-wisse-
laar in het extern circuit (condensor).
De behuizing van het koelaggregaat mag niet weggenomen
worden als het systeem in werking is. De warmteproductie van
de condensor zou dan te gering zijn en er zou schade aan het
apparaat kunnen ontstaan.
Zodra het apparaat aan het elektriciteitsnet aangesloten is
gaat het apparaat in de start-/testmodus. Vervolgens loopt
de ventilator voor de verdamper verder. Compressor en con-
densorventilator lopen indien nodig verder (de temperatuur-
schakeldrempel (T
) is bereikt), of worden uitgeschakeld
soll
(de temperatuur-schakeldrempel (T
• De vrije afvoer van eventueel voorkomend condens moet voor
een storingsvrije werking gegarandeerd zijn
11 Schoonmaken en onderhoud
Gevaar!
Schakel het koelapparaat spanningsvrij voor reinigings- en
onderhoudswerkzaamheden
11.1
Schoonmaken
De frequentie waarmee het apparaat schoongemaakt moet worden
hangt grotendeels af van de omstandigheden waarin er gewerkt
wordt. Let vooral op:
• Maak de Warmtewisselaar regelmatig schoon.
• De Warmtewisselaar met een zachte kwast of met perslucht
schoonmaken.
• We raden aan de condensafvoer regelmatig te controleren
U gaat daarbij als volgt tewerk:
1) Koelapparaat spanningsvrij schakelen.
2) Afdekkap demonteren.
3) Warmtewisselaar reinigen.
Oppassen!
De elektrische onderdelen moeten tegen opspattend, indrin-
gend water afgeschermd worden.
Oppassen! Beschadigen van de lamellen.
Het gebruik van scherpe of puntige voorwerpen is niet toege-
staan. De lamellen mogen bij de reiniging niet samengedrukt
of beschadigd worden.
Oppassen! Beschadiging van elektrische aansluitin-
gen op de afdekkap
Trek de elektrische stekkerverbindingen op de binnenzijde
manueel weg als de afdekkap gedemonteerd wordt. Vergeet
ze bij de montage niet opnieuw te bevestigen!
• Bij koelaggregaten die met een primair filter uitgerust zijn, moet het
filterpatroon op regelmatige tijdstippen schoongemaakt worden.
Het interval waarin dit moet gebeuren, hangt voornamelijk af van
omgevingsfactoren zoals; de vervuilingsgraad van de lucht.
• He t filterpatroon kan met normale wasmiddelen en bij een
watertemperatuur van 40 °C schoongemaakt worden. Als het
filterpatroon alleen droge vervuiling bevat, dan is uitkloppen,
uitzuigen of uitblazen eveneens toegestaan.
) is onderschreden).
soll
21