350-20058 / 350-20158
3.2.1. Luxwaarde (LUX)
Je kunt de luxwaarde instellen van ∞ (er wordt geen rekening gehouden met de luxwaarde) tot 5 lux.
Elke keer dat de luxwaarde aangepast wordt, zal de LED een aantal keer knipperen:
LUX
Aantal keer knipperen
3.2.2. Uitschakelvertraging (TIME)
Je kunt de uitschakelvertraging instellen van 1 tot 30 minuten.
Elke keer dat de uitschakelvertraging aangepast wordt, zal de LED een aantal keer knipperen:
TIME
Aantal keer knipperen
3.2.3. Gevoeligheid (METER)
Met de potentiometer METER kun je de gevoeligheid van de detector instellen. Als je de potentiometer naar '-' draait, wordt
de detector minder gevoelig (en verkleint het bereik), als je hem naar '+' draait, wordt de melder gevoeliger (en verhoogt het
bereik).
3.2.4. Detectiebereik (RANGE)
Om het detectiebereik te wijzigen, verplaats je het aanpasbare sensorgedeelte naar boven of naar beneden (zie figuur 4). Voor
de white melder varieert het detectiebereik van 14 tot 8 of 6 m en voor de anthracite melder van 11 m tot 6 m of 4,5 m (op
2,5 m hoogte).
Als je in een deel van het detectiegebied geen bewegingsdetectie wilt, dek je de lens van de sensor af met het bijgeleverde
afschermmasker. Je kunt het afschermmasker op maat snijden volgens het gewenste bereik. Figuur 5 toont het bereik dat
overeenkomt met het op maat gesneden masker bij een ingesteld bereik op 14 m. Volg de instructies in figuur 6 om het masker
in de gleuf te schuiven.
3.3. Wandeltest
Deze functie werkt onafhankelijk van de ingestelde luxwaarde. Met deze test kun je de werking en het detectiebereik van de
detector controleren.
Zet de TIME-potentiometer op 'test'. De LED knippert één keer. Zet de RANGE op '14 m' voor de white detector of op 11 m
voor de anthracite versie. Telkens als de detector beweging registreert in het detectiegebied, laat hij de verlichting 5 seconden
branden. De LED knippert één keer telkens als er beweging geregistreerd wordt. Na 5 minuten schakelt de detector naar de
automatische modus. De LED duidt dit aan door 4 keer te knipperen.
1. Zet de stroom aan
2. Start buiten het detectiegebied van de detector. Doorkruis het detectiegebied en nader de detector totdat de verlichting gaat
branden.
3. Zet de RANGE-potentiometer op de gewenste stand (zodat het gewenste detectiegebied geselecteerd is). Je kunt deze
instelling ook bereiken door de METER-potentiometer naar '-' of -+' te draaien.
4. Een lagere gevoeligheid (m) kan ongewenst aanschakelen verminderen.
5. Zet de LUX- en TIME-potentiometers in de gewenste stand.
NL
5
20
1
2
test
1 min.
1
2
50
100
3
4
2 min.
5 min.
3
4
300
500
5
6
10 min.
15 min.
5
6
∞
1000
7
8
20 min.
30 min.
7
8
3