Voor de montage
Het apparaat is geconcipieerd voor de montage op een
vlakke, stabiele wand of aan het plafond.
Houdt u zich aan de vastgelegde montagepositie
(uitlaat voor condenswater onderaan, vgl. afb. 2,
pos. 11)!
Bij de keuze van de montagelocatie dient u te letten op
– de uitvoeringen op de gegevens onder «Belangrijke
aanwijzingen»,
– dat de detectiezone afhankelijk is van de
montagehoogte en de benaderingsrichtingen
(trapopgangen, terreinhelling etc.),
– dat de wachtersensor niet door voor werpen
(dakoverstekken, takken etc). wordt bedekt,
– dat er een minimum afstand (verticaal en horizontaal)
van 1,5 m t.o.v. lichtbronnen wordt aangehouden,
– dat de wachtersensor niet door warmtebronnen
wordt verwarmd,
– dat de geïntegreerde schemeringssensor niet aan
rechtstreekse lichtinval (lampen of zonnestraling)
wordt blootgesteld.
– Richt de sensorkop niet rechtstreeks op licht- of
warmtebronnen resp. reflecterende oppervlakken
(bijv. ruiten, wateroppervlakken)
NL