9. Trek de Steunpoot (3) uit naar de volgende vergrendelpositie om optimale
krachtoverdracht te verzekeren.
10. De steunpootindicator (9) wordt GROEN wanneer de steunpoot correct is
geplaatst op de vloer van het voertuig.
NL
11. Voor de best mogelijke bescherming activeert u de lineaire zijwaartse
bescherming (11) op de zijkant van het autostoeltje in de richting van de deur
van het voertuig. Om dit te doen, drukt u op de L.S.P-ontgrendelknop (12).
Het autostoeltje kan ook worden gebruikt zonder de L.S.P. als er niet voldoende
ruimte is in het voertuig.
HET AUTOSTOELTJE UIT HET VOERTUIG VERWIJDEREN
1. Ontgrendel de ISOFIX-vergrendelarmen (5) aan beide kanten door op de
ISOFIX-ontgrendelknoppen te drukken (4) en deze gelijktijdig achteruit te
trekken.
2. Trek het autostoeltje uit de ISOFIX-fixatiepunten (6).
3. Verwijder het autostoeltje en schuif de ISOFIX-vergrendelarmen (5) volledig
terug in hun transportposities.
4. Duw de rugzijde van de Steunpoot (3) opnieuw in zijn oorspronkelijke positie
en vouw deze op om plaats te besparen.
DE HOOFDSTEUN AANPASSEN
De instelbare hoofdsteun (13) kan worden ingesteld met de
hoofdsteunverstelhendel (14) op de achterzijde van de hoofdsteun (13). Wanneer
u de hoofdsteun instelt, zorg er dan voor dat er niet meer dan 2 cm (ongeveer
de breedte van 2 vingers) overblijft tussen de schouders van het kind en de
hoofdsteun.
DRAAIFUNCTIE
Trek aan de positieverstelhendel (17) op de voorzijde van de zitting en plaats deze
in de rechtopstaande positie. U kunt de zitting nu draaien.
Het is raadzaam om de L.S.P. te deactiveren voordat u de zitting draait.
Voordat u vertrekt, bevestig dat het zitje goed is vergrendeld.
20
DE LIGPOSITIE AANPASSEN
Om de zitting aan te passen aan de ligpositie, drukt u op de positieverstelhendel
(17) op de voorzijde van het autostoeltje.
We raden de vlakste ligpositie aan voor kinderen die nog niet alleen rechtop
kunnen zitten.
Verzeker u ervan dat het autostoeltje altijd hoorbaar in plaats klikt wanneer het
wordt aangepast naar de lig- of zitpositie.
HET KIND VASTZETTEN
1. Draai de zitting naar de instappositie.
2. Druk op de instelknop van de riem (16) en trek gelijktijdig aan beide
schoudergordels (17) om deze losser te maken.
3. Maak de riemgesp (18) los door stevig op de rode knop te drukken.
4. De gesptongen (19) kunnen nu met de geïntegreerde magneten worden
bevestigd aan de aangewezen plaatsen op de hoes.
5. Plaats uw kind in het autostoeltje met de billen aan de achterzijde.
6. Plaats de schoudergordels (17) rechtstreeks over de schouders van uw kind.
7. Plaats beide gesptongen (19) samen en vergrendel deze in de riemgesp (18).
U moet een "KLIK" horen.
8. Als u een zitje gebruikt met een SensorSafe-clip, duwt u de clip tot u een "KLIK"
hoort en schuift u de gesloten clip naar beneden naar de riemgesp (18).
9. Span de buikriemen (20) aan en trek dan aan de centrale afstelriem (21) om
de schoudergordels (17) aan te spannen tot deze strak tegen het lichaam van
uw kind zitten.
Het harnas moet strak genoeg zitten zodat er geen vouwen kunnen ontstaan
in de riemen.
10. Wanneer u de SensorSafe clip gebruikt, plaats de clip direct onder de
schouderpads.