apparaatbediening
Houd bij het gebruik van uw apparaat rekening met de volgende regelaars. Uw toestel
beschikt over functies en modi die voorgesteld worden in de onderstaande illustraties.
Temperatuurregelaar van de koelkast
•
Onvoldoende koeling: zet de temperatuurregelaar op "Colder" (kouder).
•
Normaal gebruik van koelkast: stel de temperatuurregelaar in op "5".
BELANGRIJK:
Hoge omgevingstemperaturen (bijvoorbeeld in de zomer) in combinatie met een
lage temperatuurinstelling kunnen leiden tot het onafgebroken draaien van de
compressor!
We raden dus aan de temperatuurregelaar niet op "Colder" (kouder) of "Cold" (koud) te
zetten in normale omstandigheden. Wanneer de omgevingstemperatuur hoog is, dient
de compressor inderdaad onafgebroken te werken om de temperatuur in het toestel
laag te houden.
Temperatuurregelaar van de diepvriezer
De temperatuurregelaar stelt u in staat de temperatuur in de diepvriezer aan te passen.
•
Als u veel voeding moet invriezen: zet de temperatuurregelaar op de stand "Colder"
(kouder).
•
In normale omstandigheden: stel de temperatuurregelaar in op "4".
•
Als u weinig voeding moet invriezen: zet de temperatuurregelaar op de stand "Cold"
(koud).
102
"Mid" (gematigd)
"Cold" (koud)
Temperatuurregelaar van de koelkast
Régulateur de température du réfrigérateur
"Colder" (kouder)
froid)