NL
CPM
inschakelen, observeren en bij verkeerde
draairichting weer uitschakelen.
2. Stekker eruit trekken.
3. Draaistroomstekker met faseomvormer:
deze indrukken en 180° draaien. (afbeel-
ding 2a)
Draaistroomstekker zonder faseomvor-
mer: fases in stekker verwisselen.
Werkstap 1 herhalen.
4. Draairichting is niet veranderd: contact
opnemen met servicepartner.
2.5 Gebruik
Compressor niet overbelasten: het max.
aantal schakelcycli en de verhouding be-
drijfstijd ten opzichte van stilstand niet
overschrijden!
2.5.1
Inzetstuk
Compressor met de AAN/UIT-schakelaar
(pos. 10) inschakelen. Compressor start en
2.6 Onderhoud
Interval / uiterlijk
-- / indien nodig
-- / altijd na gebruik
dagelijks / inbedrijfname
eenmalig na 10 h / --
-- / wekelijks
50 h / na 1/2 jaar
500 h / na 1 jaar
1.000 h / na 2 jaar
2.500 h / na 5 jaar
2.6.1
Vóór elk onderhoud
1. Compressor met de AAN/UIT-schakelaar
(pos. 10) uitschakelen. Stroomtoevoer
onderbreken.
2. Compressor drukloos maken: met uit-
blaaspistool gehele druk uit de container
wegblazen.
II/22
Werkzaamheden
Compressor reinigen
Aanzuigfilter reinigen
Filterinzet reinigen (filter-waterafscheider)
Filter-waterafscheider filterelement vervangen
Condensaat uit drukvat laten weglopen
Condensaat uit filter-waterafscheider aftappen
Oliepeil controleren, evt. bijvullen
Schroefverbindingen controleren
Aanzuigfilter controleren
Aanzuigfilter reinigen
Olie verversen (1e olieverversing minerale of syn-
thetische olie)
Olie verversen (bij minerale olie)
Aanzuigfilter vervangen
Terugslagventiel en inzetstuk vervangen
Schroefverbindingen controleren
Filter-waterafscheider filterelement vervangen
Olie verversen (bij synthetische olie)
Veiligheidsventiel vervangen
schakelt automatisch bij maximale druk uit.
2.5.2
Werkdruk instellen
1. Instelknop op de drukregelaar omhoog
trekken (afbeelding 3a).
2. Rechtsom draaien = druk wordt ver-
hoogd. Linksom draaien = druk wordt
verlaagd.
3. Instelknop naar beneden drukken om te
arrêteren.
2.5.3
Na het gebruik
1. Compressor uitschakelen.
2. Stroomtoevoer onderbreken.
3. Steeknippel van de persluchtslang van
de (veiligheids-)snelkoppeling losmaken.
4. Compressor reinigen (Hfdst. 2.6.2), dru-
kloos maken (Hfdst. 2.6.1), naar opslag-
plaats vervoeren (Hfdst. 2.4.1).
Olie alleen aftappen wanneer het appa-
raat voldoende afgekoeld is.
2.6.2
Compressor reinigen
• Koelribben bij de cilinder, cilinderkop en
nakoeler met perslucht reinigen.
• Afdekking ventilatorwiel bij de motor reini-
gen.
zie hoofd.
2.6.2
2.6.9
2.6.3
2.6.12
2.6.5
2.6.4
2.6.6
2.6.8
2.6.9
2.6.9
2.6.7
2.6.7
2.6.9
2.6.10
2.6.8
2.6.12
2.6.7
2.6.11