M o t o r u it z e t t e n
A p p a r a a t z o n d e r m e s k o p p e lin g
1.
G as h en d el in stand O
2.
Veiligheidsbeugel loslaten ( C l 25].
- M oto r schakelt uit.
L e t o p e r n s tig e s n ijw o n d e n !
M oto r kan nalopen. N a het uitschakelen
controleren of de m otor stilstaat.
A p p a r a a t m e t m e s k o p p e lin g
M eskoppeling
n s j l
aan
uit
1.
Veiligheidsbeugel loslaten ( O 25].
2.
G as h en d el in stand O
- M oto r schakelt uit.
L e t o p e r n s tig e s n ijw o n d e n !
M oto r kan nalopen. N a het uitschakelen
controleren of de m otor stilstaat.
zetten ( a 20 /2 ).
E S B
ze tten
2 0 /2 ).
(Cl
W ie la a n d r i j v i n g ( o p t i e ) ( n 22]
/ \
L e t o p !
Aandrijving enkel bij draaiende m otor schakelen.
W ie la a n d rijv in g in s c h a k e le n .
1.
A andrijfbeugel tegen de duw beugel duw en en
vastho uden ( O 2 2 ] - aandrijfbeugel klikt niet vast.
- W ielaandrijving w ordt ingeschakeld.
W ie la a n d rijv in g u its c h a k e le n
1.
A andrijfbeugel loslaten ( a 24].
- W ielaandrijving w ordt uitgeschakeld.
V a r io a a n d r i jv i n g ( S p e e d C o n t r o l ) ( o p t ie )
Varioaandrijving
snel langzaam
M e t d e varioaandrijving kan de rijsnelheid van de
g ra s m a a ie r traploos w orden gew ijzigd.
/ j \ L e t o p !
H endel enkel bij d raaien d e m otor bedienen.
S ch akelen zo n d e r m otoraandrijving kan het
aa ndrijfm ech anism e beschadigen.
■
V o o r een hogere snelheid de hendel
richting ( C l 2 3 /2 ] trekken
■
V o o r een lagere snelheid de hendel
richting ( a 2 3 /1 ] trekken
B
R ijsnelheid altijd a a n p ass en
to estand van de bodem en h et gras.
N L
23 ] in de
(Cl
2 3 ] in de
(Cl
aan
de actuele