belastingen, retourstroomverbruik van acculaders of ladingsregelaars)
langzaam de accu ontladen als het systeem niet in gebruik is.
Koppel in geval van twijfel over een mogelijke reststroomstoot de accu los
door de accuschakelaar te openen, de accuzekering(en) te verwijderen of de
pluspool van de accu los te koppelen als het systeem niet in gebruik is.
Een restontladingsstroom is vooral gevaarlijk als het systeem volledig is
ontladen en door te lage celspanning is uitgeschakeld. Na een uitschakeling
door een te lage celspanning resteert een reservecapaciteit van ongeveer 1Ah
per 100Ah accucapaciteit in de accu. De accu zal beschadigd raken als de
resterende reservecapaciteit aan de accu wordt onttrokken. Een reststroom
van 10mA kan bijvoorbeeld een 200Ah-accu beschadigen als het systeem
gedurende meer dan 8 dagen in ontladen toestand blijft.
3 Installatie
Opmerking: Accu's moeten altijd rechtop worden geïnstalleerd.
Maximum koppel
LiFePO4 accu 12,8V/60Ah Smart: 10 Nm (M6)
LiFePO4 accu 12,8V/90Ah Smart: 14 Nm (M8)
LiFePO4 accu 12,8V/100Ah Smart: 10 Nm (M8)
LiFePO4 accu 12,8V/150Ah Smart: 10 Nm (M6)
LiFePO4 accu 12,8V/160Ah Smart: 14 Nm (M8)
LiFePO4 accu 12,8V/200Ah Smart: 14 Nm (M8)
LiFePO4 accu 12,8V/300Ah Smart: 20 Nm (M10)
LiFePO4 accu 25,6V/200Ah Smart: 14 Nm (M8)
3.1 Kortsluitingsbeveiliging
Installatie met een enkele accu
De accu moet beveiligd zijn met een zekering.
De accu moet worden aangesloten op een BMS.
Serie-aansluiting
Tot vier 12,8V-accu's of tot twee 25,6V-accu's kunnen in serie worden
aangesloten.
De accu's moeten worden aangesloten op een BMS.
De reeks accu's moet zijn beveiligd met een zekering.
Parallel of parallelle serie-aansluiting
Tot vijf accu's of accureeksen kunnen parallel worden aangesloten.
De accu's moeten worden aangesloten op een BMS.
Elke accu of accureeks moet zijn beveiligd met een zekering, zie
afbeelding 1.
Verbind de tussenliggende accu niet met accu-aansluitingen of twee of
meer parallelle accureeksen.
5