2.9.
Kabels
• Leg de kabels zo neer dat niemand erop kan trappen of er-
over kan struikelen.
• Zet geen voorwerpen op de kabels om te voorkomen dat die
beschadigd raken.
• Sluit randapparatuur zoals toetsenbord, muis en monitor al-
leen aan wanneer het notebook is uitgeschakeld om scha-
de aan het notebook of de andere apparatuur te voorkomen.
Sommige apparaten kunnen ook worden aangesloten wan-
neer het notebook is ingeschakeld. Dit is meestal het geval bij
apparatuur met een USB-aansluiting. Volg in elk geval de in-
structies in de bijbehorende handleiding.
• Houd minimaal een meter afstand aan van bronnen van hoge
frequentie en/of magnetische interferentie (TV, luidsprekers,
mobiele telefoon, DECT-telefoons etc.) om storingen en gege-
vensverlies te voorkomen.
• Let erop dat u voor verbindingen tussen dit notebook en ex-
terne interfaces uitsluitend gebruik mag maken van afge-
schermde kabels met een lengte van maximaal 3 meter. Voor
het aansluiten van printers moet u gebruik maken van dubbel
afgeschermde kabels.
• Vervang de meegeleverde kabels niet door andere kabels.
Maak uitsluitend gebruik van de meegeleverde kabels omdat
deze in onze laboratoria uitgebreid zijn getest.
• Maak voor het aansluiten van uw randapparatuur ook uitslui-
tend gebruik van de kabels die met de apparatuur worden
meegeleverd.
• Zorg dat alle verbindingskabels zijn aangesloten op de bijbe-
horende randapparatuur om interferentie te voorkomen. Ver-
wijder kabels die niet in gebruik zijn.
• Op het notebook mag alleen apparatuur worden aangeslo-
ten, die voldoet aan de norm EN 60950 „Veiligheid van infor-
matietechnologie" of de standaard EN60065 „Veiligheidseisen
- audio-, video -en soortgelijke elektronische apparatuur".
NL
13 van 190