350-41730 / 350-41731 / 350-41734 / 350-41735
Raadpleeg de online programmatiehandleiding op www.niko.eu voor gedetailleerde instellingen
1. GEBRUIK
De 360° KNX-aanwezigheidsmelder is geschikt voor de sturing van zoneverlichting in geïntegreerde oplossingen met andere KNX-systeemcomponenten.
Afhankelijk van het binnenvallende licht zal de lichtintensiteit in iedere zone afzonderlijk aangepast worden. Daarnaast kan de melder ook gebruikt worden voor
de bediening van zonwering, integratie met het HVAC-systeem, creatie van lichtscenario's, etc. (afhankelijk van de gekozen instellingen).
De melder is ontworpen voor binnentoepassingen en heeft een ingebouwde lichtsensor en IR-ontvanger. Hij is geschikt voor gebruik in kantoren, productiehallen,
scholen, ziekenhuizen en overheidsgebouwen en kan zowel in grote als in kleinere ruimtes gebruikt worden.
De melder wordt gevoed via de KNX-bus. De communicatie op de KNX-bus verloopt volgens het KNX-principe. De melder moet ingesteld worden met de
ETS-software (bv. 4 of 5) van KNX (de cataloguspagina kan je downloaden op www.niko.eu).
Het detectiebereik van 360° kan opgedeeld worden in drie sectoren, A – B – C, die elk 120° dekken.
De gevoeligheid kan voor alle sectoren samen of voor elke sector afzonderlijk aangepast worden.
Er kunnen tot acht lichtsferen ingesteld worden voor gebruik in bv. vergaderruimtes. De lichtsferen kunnen geactiveerd worden met een schakelaar, een drukknop
of via de (afzonderlijk te bestellen) IR-afstandsbediening (350-41930).
Het toestel detecteert beweging en aanwezigheid van personen met behulp van Passief Infrarood (PIR) technologie.
Referentienummer
Inbouw
Opbouw
Normale plafonds (2 tot 3,4 m)
Hoge plafonds (4 tot 8 m)
2. INSTALLATIE
In deze handleiding vind je alle instellingen die nodig zijn voor een eerste opstart van de melder. Voor gedetailleerde instellingen verwijzen we naar de uitgebreide
handleiding van deze melder op www.niko.eu.
2.1. De plaats van de melder bepalen
2.1.1. Algemene plaatsing
De melder reageert op beweging en warmte in zijn omgeving. Plaats de melder niet in de buurt van warmtebronnen zoals fornuizen, radiatoren, ventilatiesystemen
of bewegende objecten. Dit kan de melder ongewenst activeren (zie fig. 1). Zorg dat er zich geen hindernissen (leidingen, steunbalken ...) bevinden tussen de
detector en de personen die gedetecteerd moeten worden.
2.1.2. Montagehoogte
De aanbevolen montagehoogte voor de melders 350-41730 en 350-41731 is 2 tot 3,4 m. Het bereik is afhankelijk van de installatiehoogte (zie fig. 2).
De aanbevolen montagehoogte voor de melders 350-41734 en 350-41735 is 4 tot 8 m. Voor het bereik van deze melder verwijzen we naar fig. 3.
2.1.3. Bereik
Met het bijgeleverde afschermmasker kan je het detectiebereik aanpassen.
Je kan het detectiebereik uitbreiden door één melder als master in te stellen en hier bijkomende melders als slave aan te koppelen. Je kan deze instellingen uitvoeren
via de ETS-software (bv. 4 of 5). Om een maximale detectie te garanderen, hanteer je in een installatie met meerdere melders best een overlapping van 30 % .
2.2. De melder aansluiten
2.2.1. Algemeen
Sluit de melder aan op de KNX-bus volgens het aansluitschema (zie fig. 6). Gebruik de bijgeleverde inbouwdoos om de inbouwvarianten 350-41730 en 350-41734
in te bouwen in een verlaagd plafond (zie fig. 4).
2.3. De melder instellen
2.3.1. Fabrieksinstellingen
De melder heeft volgende fabrieksinstellingen:
• toepassing: gangen/trappenhuizen
• daglichtzone: geen - 0
• functie: standalone
• manuele zone: geselecteerd
2
350-41730
350-41731
•
•
350-41734
•
•
•
•
350-41735
•
•
NL