Aanduiding van de componenten
A
Stroomschakelaar
G
Drukregelknop
C
Ontluchtings-/ drukontla-
stingsklep
D
Geopende ontluchtings-/
drukontlastingsklep
E
Gesloten ontluchtings-/ dru-
kontlastingsklep
Voor het in- en uitschakelen van het spuitapparaat.
Voor instellen van de druk. Draai de knop in de richting van de klok om de druk
te verhogen, en tegen de richting van de klok om de druk te verlagen.
Voor ontluchten van de pomp en ontlasten van de druk van pistool, slang en
sproeikop.
Voor ontluchten van de pomp en ontlasten van de druk van pistool, slang en
sproeikop wanneer de klep is geopend. De klep is geopend wanneer er een
grotere afstand tussen de klepgreep en de klepbehuizing is. Lees de paragraaf
over drukontlasting op pagina 7.
Voor drukbelasting van het systeem wanneer de klep is gesloten. De klep is
gesloten wanneer er een kleinere afstand tussen de klepgreep en de klepbehu-
izing is.
38