6.3
Koeltoestel gebruiken
A
LET OP! Gevaar voor beschadiging!
Let op dat er zich alleen voorwerpen in het koeltoestel bevin-
den die op de gekozen temperatuur gekoeld mogen worden.
Zorg ervoor dat drank of voedsel in glazen flessen niet te sterk
afkoelt. Bij het bevriezen zetten drank of vloeibare levensmid-
delen uit. Hierdoor kunnen de glazen flessen kapot gaan.
Zorg ervoor dat de koelcontainer goed wordt geventileerd,
zodat warmte kan worden afgevoerd. Anders is een optimale
werking niet gegarandeerd. Met name de ventilatieopeningen
mogen niet worden afgedekt.
Koelkast opstellen
➤ Plaats het koeltoestel op een stevige ondergrond.
Let erop, dat de ventilatieopeningen minstens 10 cm van de wand af
staan, zodat de warme lucht goed kan worden afgevoerd.
Koeltoestel op gelijkstroom aansluiten
➤ Steek de gelijkstroomkabel (afb. 1 2, pagina 3) in het gelijkstroom-aan-
sluiting van het koeltoestel (afb. 2 2, pagina 4).
➤ Sluit de aansluitkabel aan op een gelijkstroom-stopcontact.
Koeltoestel op wisselstroom aansluiten
➤ Steek de wisselstroomkabel (afb. 1 3, pagina 3) in het wisselstroom-
aansluiting van het koeltoestel (afb. 2 1, pagina 4).
➤ Sluit de aansluitkabel aan op een wisselstroom-stopcontact.
Modus instellen
➤ Duw de schakelaar (afb. 2 3, pagina 4) op het bedieningspaneel naar
„HOT" of „COLD" om het toestel in te schakelen.
✓ Het koeltoestel begint het binnenste te koelen/verwarmen en de bijbeho-
rende LED brandt.
NL
67