Maak het waterreservoir leeg
1
Trek het waterreservoir 4 voor-
zichtig naar buiten om te voorko-
men dat water wordt gemorst.
Let op! Als er water in het apparaat
lijkt te zitten, moet u het waterre-
servoir legen en het apparaat laten
drogen.
Gebruik de condensafvoer
1
Condenswater kan permanent
worden afgevoerd met een af-
voerslang.
Verwijder de schroefdop en
de rubberen dop aan de ach-
terkant van het apparaat.
3
Zorg ervoor dat de slang stevig
is bevestigd en zorg voor een
ongehinderde waterafvoer.
Let op: Verwijder de afvoerslang
en plaats een rubberen dop en
een schroefdop aan wanneer de
condensafvoer niet in gebruik is.
Inschakelen
1
Steek het netsnoer 7 in een
geschikt stopcontact. Druk op
de aan/uit-knop E om de ont-
vochtiger in te schakelen.
Let op! Steek de stekker van het
apparaat niet in een meervoudig
stopcontact met andere apparaten.
Verwijder het inlaatrooster
1
Voor het reinigen van het in-
laatrooster 9 (zie "Verzorging
en onderhoud") duwt u op de
twee betreffende kleppen en
verwijdert u het rooster.
68
NL
2
Maak het waterreservoir 4
leeg en plaats het weer terug.
Verzeker u ervan dat het juist
is geïnstalleerd.
2
Steek de afvoerslang in de
condensafvoer 8.
Uitschakelen
2
Druk op de aan/uit-knop E op
het controlepaneel 1 m het ap-
paraat uit te schakelen.
Let op: Wacht 3 minuten voor-
dat u het apparaat opnieuw
inschakelt.
Plaats het inlaatrooster
2
Druk het luchtinlaatrooster 9
voorzichtig op de behuizing
totdat het op zijn plaats vast
klikt.
1
1
1
1
3
3
1
1
1. 1.
1
1
1. 1.
2. 2.
2
2
2
2
2
2
2
2
NL
69