● De controller werkt alleen als de PV spanning hoger is dan de accuspanning (Vaccu).
● De controller start pas als de PV spanning hoger is dan Vaccu + 5V. Vanaf dan bedraagt
de minimum PV spanning Vaccu + 1V
● Maximale PV-nullastspanning: 75 V resp. 100 V
Bijvoorbeeld:
12V-accu en mono- of polykristallijne panelen aangesloten op een 75V-controller
● Minimum aantal seriële cellen: 36 (12V paneel).
● Aanbevolen aantal cellen voor hoogste controllerefficiëntie: 72
(2x 12V paneel in serie of 1x 24V paneel).
● Maximum: 108 cellen (3x 12V paneel in serie).
24V-accu en mono- of polykristallijne panelen aangesloten op een 100V-controller
● Minimum aantal seriële cellen: 72
(2x 12V paneel in serie of 1x 24V paneel).
● Maximum: 144 cellen (4x 12V-paneel in serie).
Opmerking: bij lage temperaturen kan de nullastspanning van een uit 108 cellen bestaand
zonnepaneel 75 V overschrijden en de nullastspanning van een uit 144 cellen bestaand
zonnepaneel kan 100 V overschrijden, afhankelijk van de omgevingsomstandigheden en de
celspecificaties. In dat geval moet het aantal cellen worden verminderd.
3.4 Kabelaansluitvolgorde (zie afbeelding 4 aan het einde van deze handleiding)
De VE.Direct communicatie port (see sectie 1.7) kan worden gebruikt om the load output te
configureren:
1. Sluit de kabels aan op de belasting, maar zorg ervoor dat alle belastingen zijn
uitgeschakeld.
2. Sluit de accu aan (hierdoor kan de controller de systeemspanning herkennen).
3. Sluit het zonnepaneel aan (bij omgekeerde polariteit warmt de controller op, maar wordt
de accu niet opgeladen).
Het systeem is nu klaar voor gebruik.
3.5. Configuratie van de controller (zie afbeelding 1 en 2 aan het einde van deze
handleiding)
Als een Bluetooth-apparaat of andere communicatiemiddel niet beschikbaar is, kan de
VE.Direct communicatiepoort (zie paragraaf 1.9) voor de configuratie van de
belastingsuitgang als volgt worden gebruikt:
3.6 Instelling van de belastingsuitgang
De belastingsuitgang kan worden geconfigureerd via Bluetooth of via VE.Direct.
Er kan tevens een jumper worden gebruikt om de belastingsuitgang als volgt te
configureren:
3.6.1. Geen jumper: BatteryLife-algoritme (zie 1.5.)
3.6.2. Brug tussen pin 1 en pin 2: conventioneel
Belasting ontkoppeling bij lage spanning: 11,1V of 22,2V
6