2. HOE TE HANDELEN BIJ EEN NOODSITUATIE OF EEN
SCHOORSTEENBRAND
1.
Schakel de kachel direct uit door de stekker uit het stopcontact te nemen.
2.
Doof het vuur in de kachel met een CO
vorming in de ruimte te minimaliseren. Gebruik nooit water om de brand te
blussen.
3.
In geval van een schoorsteenbrand: Sluit de smoorklep (raadpleeg de plaat-
selijke / nationale regels, voorschriften, verordeningen en normen of een
smoorklep is toegestaan) of dicht de schoorsteen met een natte doek.
LET OP: de schoorsteen kan zeer heet zijn. Draag bij het afdichten altijd
hittebestendige handschoenen.
4.
Waarschuw direct de brandweer.
5.
Ventileer de ruimte door het openen van alle ramen en deuren in verband
met mogelijke vorming van koolmonoxide.
3. EERSTE INGEBRUIKNAME
De eerste ingebruikname moet worden uitgevoerd door een erkend service tech-
nicus. De kachel moet bij de eerste ingebruikname worden ingeregeld zodat een
juiste lucht/brandstof-verhouding op elk van de vijf verbrandingsniveaus wordt
verkregen. De juiste verhouding is sterk afhankelijk van het gemonteerde rook-
kanaal en kan enkel ingeregeld worden na het installeren van de kachel. Een ver-
keerde lucht/brandstof-verhouding kan ernstige schade aan de kachel veroorza-
ken. Tevens zal het brandstofverbruik toenemen.
Wijzig nooit zelf de service-parameters in het servicemenu. Dit kan
G
ernstige schade aan de kachel veroorzaken, waardoor de garantie komt
te vervallen. Het inregelen van de kachel mag uitsluitend door een
erkend service technicus uitgevoerd worden.
3.1
WERKZAAMHEDEN VOOR EN TIJDENS DE EERSTE OPSTART
Na nieuwbouw of een verbouwing: laat het gebouw goed drogen
G
alvorens de kachel de eerste keer te gebruiken. Het is bekend dat
muren, plafonds en/of vloeren veel tijd nodig hebben om helemaal te
drogen. Roet, asdeeltjes etc. kunnen zich gemakkelijk aan niet helemaal
gedroogde muren hechten.
1.
Controleer of de kachel is geïnstalleerd conform de installatiehandleiding.
2.
Verwijder alle elementen, zoals handleiding, kachelgereedschap etc. van en
uit de kachel voordat deze in gebruik genomen wordt.
3.
Vul de pellettrechter met pellets. Zie hoofdstuk 5 "De pellettrechter vullen
blusser, zand, soda of zout om rook-
2
1
209